79
27. De kapiteins, post- of bivak-commandanten, en de compagnies-com
mandanten moeten ook als patrouille-commandanten optreden, al blijft de
sterkte der uit te zenden patrouilles ook beneden die eener compagnie.
Ook de luitenant-adjudanten moeten hunne beurt bij den patrouille-
dienst hebben.
28. Colonne- en patrouille-commandant behooren steeds van opdrach
ten voorzien te zijn, zoodat niet willekeurig rondgeloopen wordt. Deze
opdrachten moeten echter voldoende vrijheid laten tot handelen op eigen
verantwoordelijkheid.
Over 't algemeen wordt bij aanraking met vijandelijke benden door de
1nfanteries patrouilles te weinig doorgezet, vervolging te spoedig gestaakt en
te spoedig huiswaarts gekeerd. Aanbeveling verdient het een streek, waarin
de vijand verdween, dagen achtereen, met bivakkeering op verschillende
plaatsen, te blijven doorzoeken en daarbij vooral den loop van rivieren
en stroompjes in het gebergte te volgen.
Dagpatrouilles van enkele uren hebben over 't algemeen weinig nut.
liet medenemen van enkele noodzakelijke vivres en het dagen uitblijven
met verpleging door de landstreek moet regel zijn en voortdurend zij men
daarbij bedacht op het leggen van hinderlagen en nachtelijke overvallingen.
29. Bij het overtrekken van rivieren of hindernissen, die het gebruik
van beide handen noodig kunnen maken, moet het geweer of de karabijn
aan den riem op den rug en niet aan den schouder gedragen worden.
Tegen afwijking van deze bepaling moet streng gewaakt worden, aan
gezien daardoor vuurwapens verloren kunnen gaan of het zoeken daar
naar groot oponthoud kan veroorzaken.
30. De inhoud dezer commandements-order behoort aan alle officieren
en voor zoover noodig aan kader en manschappen bekend te zijn.
31. Door deze commandements-order komen die van 1 Maart 1899,
No. 34, van 11 December No. 196 en van 3 April 1902, No. 44 te vervallen.
De Wn. Militaire commandant
F. C. Hering.
Bovenstaande commandementsorder, die blijkens punt 31 geenszins iets
geheel nieuws is, maar door wijziging en aanvulling in verband met de
op Atjeh heerschende toestanden uit vroegere dergelijke orders werd
geboren, wordt door ons opgenomen, omdat zij n. h.v. een goed denk
beeld geeft van de thans op Atjeh gevolgde richting.
Eed.
Vereeniging ter beoefening van de Krijgswetenschap.
Namens het te 's Gravenhage gevestigd bestuur van vorengenoemde