HET REGLEMENT OP DE EXERCITIËN DER INFAN TERIE N. I. I901. GETOETST AAN DE EISCHEN DES OORLOGS. Voorwoord. Het is nu een zestal maanden, dat de infanterie van ons leger geoefend wordt volgens het „Reglement op de exercitiën der infanterie", dat onverwacht, doch daarom nog niet ontijdig, zijne intrede in het leven deed. Het tijdstip schijnt daarom niet ongelegen, om na te gaan, in hoeverre het tegenwoordige reglement het vorige, als ter zieler blijft geheel buiten beschouwing voldoet aan de eischen, welke, heden ten dage billijkerwijze aan een reglement moeten kunnen worden gesteld en dit te meer, waar andermaal eene volstrekte opvolging van het daarin vervatte tot plicht wordt gemaakt. Evenals de mensch zelve, zoo is ook hetgeen hij voortbrengt noodzakelijkerwijze onvolmaakt en voor verbetering vatbaar het zou zijn zich zeiven opzettelijk bedriegen dit te willen ont kennen. Maar juist daarom komt het gevaaarlijk voor, dat thans weder de inhoud van het reglement, door de aanteekening op de bladzijden I en III, onaantastbaar werd gemaakt. Alleen, wan neer de zekerheid had bestaan, dat voor minstens eenige jaren werk was geleverd, waaraan zoo weinig mogelijk gebreken kleef den en waarin het beste was verzameld, wat ervaring en studie aan de hand hadden gedaan, ware de hierbedoelde sanctie te verdedigen geweest. Dat die zekerheid, althans voor het regle ment in zijn geheel beschouwd, niet bestaat, zal hierbeneden nader worden aangetoond. Dankbaar zijn wij voor het vele goede, dat het reglement biedt en waaronder met name mag genoemd worden het verzamelen van alle bijzondere voorschriften en paradebewegingen in een VIIe en laatste Hoofdstuk, dat als eene soort aanhangsel bij het reglement gevoegd is; het opnemen in een gemeenschappelijk VIe Hoofdstuk van het gevecht, zooals dit, door de gelijkbewa- Dl. II, 1902. is

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 211