DOELMATIGE KLEEDING.
(Vervolg van bis. 246 Deel I).
Na de voorafgaande beschouwingen zal ik mij thans bepalen
tot de kleeding van den Ned. Ind. soldaat en aanvangen met
een geschiedkundig overzicht van die kleeding, omdat dit, ge
toetst aan wat de hedendaagsche kleederhygiëne ons leert, het
beste middel aan de hand doet om tot eene op eenigszins rede
lijke gronden steunende conclusie te komen omtrent de meer
dere of mindere doelmatigheid dier kleeding en de daarin wei-
licht aan te brengen wijzigingen.
Geschiedkundig Ovebzioht.
Omstreeks het midden van de vorige eeuw bestond de dage-
lijksche tenue van den Europeeschen zoowel als van den inland-
schen soldaat uit een blauw katoenen tunique en pantalon van
dezelfde stof, waarbij katoenen onderkleeren werden gedragen.
Tot beschutting tegen dén regen en tegen nachtelijke koude
droegen de Europeanen, en na 1866 ook de inlanders, een kapotjas.
Die kapotjas dateert reeds van zeer vele jaren geleden. Om
streeks 1836 werd er een proef genomen om de toenmaals ge
dragen kapotjas af te schaffen tegen invoering van een rokjas.
Een gedeelte van het leger bleef de kapotten dragen, terwijl
een deel van rokjassen werd voorzien
Op grond van de ingekomen rapporten werd besloten, dat
geen rokjas zou worden ingevoerd, maar dat, ter vervanging
van den rok, een circassienne mouwvest zou worden verstrekt.
Door de invoering van den rok wilde men de kapotjassen
afschaffen, doch toen door het Opperbestuur werd gelast de proe
ven met de rokjas te staken en een proef met circassienne
mouwvesten te nemen, heeft men de kapot behouden en tevens
voorgesteld deze uit eene duurzamere en vastere stof te doen