EE\E REPLIEK.
Waarde Schutstal.
In Uwe verdediging van de gemengde compagnie in de 5e af
levering van dezen jaargang bespreekt U met een enkel woord
de door mij in de daaraan voorafgaande aflevering aanbevolen
organisatie. Naar Uwe meening moet ernstig gewaarschuwd
worden tegen de door mij gewenschte afscheiding van onze in-
landsche troepen (daaronder begrepen het zoogenaamd Ambonee-
sche element, een klein gedeelte uitgezonderd zie mijn artikel).
En deze ernstige waarschuwing is eenig en alleen gegrond op de
ervaring, die onlangs in China zou zijn opgedaan met de Britsch-
Indische inboorlingen-korpsen. Bezitten wij van die korpsen en
van hun optreden in China zóóveel kennis, kennen wij alle facto
ren, die hierbij van invloed zijn geweest, zóó nauwkeurig, dat wij
daarop zulk eene besliste en belangrijke uitspraak mogen basee
ren? Gij zegt, dat de stammen, waaruit die korpsen zijn voort
gekomen, krijgshaftig zijn. Is ons daarvan wel zooveel bekend?
Ik meende, dat de bedoelde troepen er wel zeer krijgshaftig
uitzien, maar hun dapperheid zelve over't algemeen te wenschen
over laat. Zie, wat de overste van der Willigen omtrent de Sikhs
zegt op bladz 9 van zijne aanteekeningen (Extra-bijlage No 1
van dit tijdschrift, 1902). Daarbij mag niet vergeten worden,
dat deze Britsch-Indische troepen op de gewone wijze geformeerd
zijn, terwijl ik onze inlanders en meerendeels de Amboneezen
in de elastische indeeling van ons tegenwoordig marechaussee
korps wensch te zien en wel hoofdzakelijk onder Europeesche offi
cieren en kader. Yreest Gij, dat dit stelsel niet zal voldoen?
En de ondervinding dan, met die marechaussee verkregen
Hoe is 't mogelijk, dat Gij—deze ondervinding toch kennendeuit
Britsch-Indië zeer bedenkelijk bewijsmateriaal haalt tegen het
door mij opgeworpen denkbeeld. Was de Chineesche vijand, dien