MILITAIRE RECHTSPRAAK. Mijnheer de Redacteur! In de 7de aflevering van den loopenden jaargang van „het Militair Recht in Neder landsch-Indië," heeft de Redacteur van dat tijdschrift, de Heer Mr. C. A. Bergsma mij de eer aangedaan mijne laatste beschouwingen, voorkomende in het Ind. Mil. Tijdschrift van het vorige jaar, kortelijk te bespreken en te bestrijden. Ik ben ZWEG. zeer erkentelijk voor zijne critiekniets toch is onaan genamer dan steeds te worden doodgezwegen. Yeel liever word ik doodgeslagen met overtuigende argumenten, waaruit mijn ongelijk ten duidelijkste kan blijken. Toch heeft de bestrijding van den Heer Bergsma mij niet de overtuiging geschonken, dat de beide beslissingen van het Hoog Militair Gerechtshof, die door mij waren aangevallen, in over eenstemming zijn met de voorschriften der wet. Zijn betoog maakt op mij veel meer den indruk, dat hij het in den grond der zaak geheel met mij eens ishet doet mij dan ook in sterke mate herinneren aan het bekende leekedichtje van de Génestet: „Ja, dat's wel waar; maar in 't systeem „Daar zou 't volstrekt niet deugen. „En dies, dat ik de vrijheid neem „Te zeggen: 't is een leugen." Maar ter zake. U herinnert u, dat ik eene dispositie van het H. M. G. onwettig had genoemd, waarbij eene straf in haar geheel gehandhaafd werd, niettegenstaande het zwaarste van de beide feiten uit de strafreden werd geschrapt. De Heer Bergsma verdedigt deze beslissing op grond van de onzekerheid, waarin de reclamerechter verkeerde, omtrent de hoeveelheid straf, die de strafoplegger voor elk feit had willen opleggen. Is de ge- heele straf bijv. 14 dagen arrest geweest, zoo redeneert hij, dan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 287