ARTILLERIE TEGEN DEN INLANDSCHEN VIJAND. Vervolg van blz. 266 en slot.) Samenstelling eener batterij. Wij zullen bij het bespreken dezer samenstelling slechts zeer algemeen zijn om de eenvoudige reden, dat wij ons niet in staat achten om eene gedetailleerde opgave te doen, voordat in deze richting eenige proeven genomen zijn en de uitkomsten daarvan bekend gemaakt. In 't algemeen houden wij ons natuurlijk aan 't beginsel: zoo groot mogelijke beweeglijkheid, dus alles, wat ons overtollig schijnt, weggelaten. In de eerste plaats achten wij het noodzakelijk, dat de sectie als gevechtseenheid en de batterij eerder als administratieve en oefeningseenheid beschouwd wordt. Zoodra de werkelijke ach tervolgingsoorlog tegen den inlandschen vijand begonnen is, wordt er in den regel bij eene bepaalde colonne niet meer dan eene sectie artillerie ingedeeld, zelden meer dan 4 stukken, en dus moet de batterij bestaan uit samengevoegde secties, die ieder op zichzelf een tot uitrukken geschikt geheel uitmaken. Het is dus van 't grootste belang, dat de sectiecommandanten er leven dig besef van hebben, dat zij in werkelijkheid zeer dikwijls zelfstandig moeten optreden, en de batterijcommandant be- schouwe het dus als zijne eerste plicht zijne jonge luitenants die zelfstandigheid te leeren. Daartoe kan hij hun de oefeningen, vooral die ter verkrijging van marschvaardigheid in het terrein, en van schietvaardigheid hunner sectie, zooveel mogelijk zelf laten leiden, maar de batterijcommandant vergete daarbij niet zelf een zorgvuldig toezicht te houden, en na de oefeningen de noodige, voor jonge officieren vaak zoo leerrijke, opmerkingente maken. Het spreekt vanzelf, dat wij niet bedoelen, dat batterij-oefe ningen zouden kunnen vervallen, integendeel het gezamenlijk in stelling komen en het beoefenen van de vuren met de geheele batterij kunnen ons inziens bijna niet te veel beoefend wordeu, maar beide zaken kunnen zeer goed samengaan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 321