EEN EN ANDER OVER „AUSTRALISCHE PONIES"
Reeds sedert verscheidene jaren verkeert de Nederlandsch-In-
-dische cavalerie, wat betreft het remonteeringsvraagstuk, in een
tijdperk van overgang, van proeven en nog eens proeven, waar
hij nog maar immer niet het gewenscht resultaathet bezit van
slechts één enkel goed bereden ruiterregiment werd verkregen.
Ook thans weder worden die proeven op eene vrij belangrijke
schaal voortgezet, nu met Australische ponies ter hoogte van
1,40 M.
Reeds zagen over het Australische paard als troepenpaard
interessante artikelen het licht, het laatst o.a. in het Ind. Mil.
Tijdschrift afl. 2 en 7 (aanhaling uit de Int. Revue over de
geschiktheid van Australische paarden voor den troependienst
door den heer J. d'A. en het artikel „het Australische paard"
van den len luitenant der cavalerie J. Herfkens), artikelen, welke
velen zeer zeker met de meeste aandacht zullen hebben gevolgd
en waardoor hunne belangstelling in den uitslag van het aan
hangige vraagstuk stellig zal zijn verhoogd, vooral thans, nu
het reeds zoo herhaaldelijk proefondervindelijk bleek, dat ons
tegenwoordig troepenpaard zelfs niet meer kan voldoen aan de
meest bescheiden oorlogseischen.
Reeds dadelijk zal het een ieder zijn opgevallen, dat door de
redactie van dit tijdschrift er beiden heeren op werd gewezen,
dat in hunne artikelen sprake was van „paarden" en niet van
„ponies", waarmede toch onze cavalerie zal moeten worden gere-
monteerd.
Alhoewel het mij nog altijd niet recht duidelijk is, waarom het
bezit van „paarden" voor ons tot de onmogelijkheden zou belmo
ren, terwijl wij toch met deze alleen eindelijk eens, ten minste
wat het materiaal betreft, tegen den gevreesden B. V. zouden
zijn opgewassen, zijn wij toch door de aanschaffing dezer „ponies"
jëeds eene groote schrede in de goede richting vooruitgegaan.