337 dol ijk defecten aan tuigdeelen ziet ontstaan, juist op oogenblikken, waarop zij zoo verbazend ongelegen komen. Voornamelijk het uitscheuren der strengkokers en het breken van strengkokerop- houdstooten komt veel voor. Welke werking de rug van de paarden heeft moeten doorstaan, voordat de ondoelmatig werken de trekkracht die tuigdeelen verscheurt, laat zich begrijpen. Trouwens in onze tuigen is veel, wat onpractisch is. Het breken van trekhaken komt te veelvuldig voor; ook strengen knappen bij de oogsplitsing herhaaldelijk af, omdat het touw in de splitsing onder de omwoeling verstikt, trouwens hoe ver keerd is het niet, dat men de strengen, wanneer zij door het gebruik ongelijk gerekt zijn, niet door het langer of korcer in schakelen van eenige schakels op maat kan houden. Om aan deze euvels tegemoet te komen zouden vrij ingrij pende veranderingen in de tuigen noodzakelijk zijn en deze voor te stellen komt ons onnoodig voor, nu binnenkort de invoering van nieuw geschut, dat wel op meer nieuwerwetsche en prac- tischer wijze aangespannen zal worden, te wachten staat. Resumeerende komen wij tot het besluit, dat hoewel daar mede nog niet alles zou zijn bereikt toch nu reeds, door eene voortgezette opleiding der stukrijders, wijziging van de „stuk- rijdersschool le gedeelte" en verandering in de wijze van optoomen van onze paarden, de beweeglijkheid der veldbatterijen noemens waardig zou kunnen worden verbeterd. Eene slotopmerking moeten wij daar echter nog bijvoegen, deze is, dat wanneer er één reglement is, waarvan aan eene maleische uitgave dringend behoefte is, dit zeker wel onze stukrijdersschool is, die uitsluitend aan inlanders moet worden onderwezen. Als wij dus nog vra gen, dat deze uitgave niet lang meer op zich moge laten wachten, dan gelooven wij in 't bovenstaande eenige wenschen te hebben kenbaar gemaakt, waarvan de vervulling ons wapen ten goede zou komen. J. K.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 359