34:6 weer van de Buitenbezittingen en Siam betrekken. Is er dus aan de markt op een der drie hoofdplaatsen een bepaalde visohsoort, dan is die in 't binnenland ook wel te krijgen in dien tijd, anders niet. „De plaatse lijke omstandigheden" en „moeten" zullen dus uit de voorwaarden moeten verdwijnen, want de aannemer is afhankelijk van den importhandel, terwijl hij met zijn geringe voorraden en weinig vraag geen invloed op dien importhandel kan uitoefenen. Thee kan iemand, die zelfs lang in 't theevak is, dikwijls nog niet behoorlijk keuren, hoe wil een ander 't dan doen? De wijze van keuren is dus fout en kan met een kleine wijziging dadelijk verbeterd worden door: 1° aan die keuringscommissiën toe te voegen 1een officier van de ad ministratie, liefst een geroutineerde, en wel, omdat die officieren er voor opgeleid zijn; een jong luitenant, die pas uit Holland komt, kan dan meeloopen en met z'n pas opgedane kennis dikwijls nuttige wenken geven; 2° het 10 daagsch fourageeren te doen plaats hebben op den 5en, 15™ en 25™ der maand; de kwartiermeester kan dan 't best een paar uren zijn bureau verlaten, omdat hij dan geen bijzondere betalingen als traktementen, soldijen enz. behoeft te doen, terwijl eventueel op die dagen in te dienen stukken desnoods een dagje later de deur uitgaan; 3° op wetenschappelijke vereenigingen ook eens de „voorwaarden" te behandelen. Vleeschkeuring. Kort geleden werd bij missive, uitgaande van de 1e Afdeeling van het Dep. van Oorlog, de afschaffing van de plantons vleeschhal bevolen, wat een zeer goed idee is geweest, want zoodoende komt in elk garnizoen één korporaal per dag meer vrij voor de gewone diensten. Of het nut heeft ten opzichte van de vleeschleverantie staat te bezien, daar nu den leveranciers de weg wordt geo pend om bij 't slachten allerlei knoeierijen toe te passen, die bij 't fourageeren van 't vleesch niet zijn te constateeren; want de officier van piket behoeft volgens de leveringsvoorwaarden niet bij 't slachten tegenwoordig te zijn; toch heeft men in sommige garnizoenen het tegengestelde bepaald. Waar voor dit laatste goed is, is mij een raadsel, want zonder iets op de ken nis van dien officier af te dingen, zal iedereen begrijpen, dat hij niet in staat is om ziekteverschijnselen bij het pas geopende dier te constateeren, zoodat zijn werkkring dan ook bestaat in het invullen van het slacht- boekje, wat ook niet is voorgeschreven. Het eenigste, wat hij kan tegen gaan, is, dat het dier op een niet doelmatige wijze wordt geslacht en 1) Ik cursiveer met 't oog op de omstandigheid, dat de oudste kwatiermeester ter plaatse meestal belast is met 't opnemen der voorraden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1902 | | pagina 368