98
willende medewerken om het streven van het A. N. V. te steunen niet
kunnen nalaten in het Ind. Mil. Tijdschrift ons oordeel over het artikel
van den heer Zuidema uit te spreken. Tot onzen spijt nu kan dit niet
gunstig luiden en wel om de hieronder volgende redenen.
Doch alvorens deze te ontwikkelen een woord vooraf. Wij willen hier
n 1. aanteekenen, dat het hoofddenkbeeld van den schrijver onze volle
instemming heeft, het denkbeeld om aan ons leger een volks eigen taal
te geven.
Om dit te bereiken, d.w.z. om te verkrijgen, dat een ieder, die met die
taal te maken heeft, zich dairaan houde en niet, om welke redenen dan
ook, zich daaraan onttrekke en de gebruikelijke vreemde uitdrukkingen
blijve bezigen, moet er naar onze overtuiging practisch te werk gegaan
worden. Dit, onzes inziens juiste, standpunt wordt n.h.v. niet door den
heer Zuidema gehuldigd en zal, naar wij vreezen, tengevolge hebben, dat
zijn artikel geen de minste uitwerking zal hebben.
Natuurlijk maken wij er den heer Z. geen verwijt van, dat hij als niet-
militair enkele bepaald verkeerde omzettingen voorstelt, zooals banket
door borstwering en talud door bermwoorden, welke in de militaire lit
teratuur niet voor, doch naast elkander gebruikt worden; ook niet, dat
Z.Ed. niet weet, dat uit ons tegenwoordige infanterie-reglement het woord
soutien verbannen is en vervangen door ondersteuningstroep en dat de
tegenwoordig gehuldigde schrijfwijze van enkele woorden anders is dan
Z.Ed. aangeeft bijv. bataljon en sergeant.
Als wij nu het hierboven afgedrukte lijstje eens nader beschouwen dan
blijkt, dat zonder eenig bezwaar al dadelijk enkele der voorgestelde om
zettingen gebruikt zouden kunnen worden, ja, dat zij zelfs door velen reeds
dagelijks gebruikt worden. De voornaamste daarvan zijn door ons cursief
gedrukt; het bezigen dezer woorden zou door hoogerhand kunnen worden
voorgeschreven. Voor chambree zouden wij in afwijking van den heer
Zuidema niet kamerdoch soldatenkamer wenschen te gebruiken.
"Wellicht zullen onze kameraden der bereden wapens er eenig bezwaar
tegen hebben den infanterie-en genie-sergeant ook als wachtmeester te
erkennen, doch die tegenstand zal wel niet ernstig zijn en met ons zal
wel niemand inzien, waarom de onderofficier der bereden artillerie in
Nederland wel in Nederlandsch-Indië geen wachtmeester mag heeten.
Met het bovenstaande zou als eerste stap in de goede richting reeds
veel gedaan zijn. Zelfs zij, die het meeste gebruik van vreemde woorden
maken, zouden zich zonder verzet hierbij nederleggen en er zou voorko
men worden, dat enkelen zich tegen het goede streven zouden kanten,
omdat huns inziens, en de juistheid daarvan zou niet te ontkennen vallen»
het doel wordt voorbij gestreefd door het bezigen van onbruikbare, on
duidelijke en onpractische woorden, woorden, waarvan de beteekenis ons