99
niet duidelijk is en die wij zouden moeten uit het hoofd leeren als een
schooljongen zijn Fransche woordjes.
Wij wijzen bijv. op jachtweide voor cantine, keper voor chevron, schans
loop er voor kapotjas, keukenmeester voor korporaal planton enz.
Wat voor bezwaar is er tegen om bruikbare, algemeen bekende en ge
bruikelijke woorden te behouden, wanneer deze gaandeweg zoodanig bur
gerrecht hebben verkregen, dat de meesten onzer niet weten met oor
spronkelijk vreemde woorden te doen te hebben en zij als zoodanig dan
ook slechts door taalkundigen herkend worden? Streven wij door dergelij
ke wijzigingen van bruikbare woorden als: affuit, drtigonder^j/ost^ kwartier,
sabel enz. het goede doel niet voorbij?
Wil men dergelijke woorden verbannen, dan zal het door den heer Zui-
dema opgegeven lijstje gelooven wij nog grooter moeten worden.
Daarom nog eens, als men practisch te werk wil gaan, dan beperke
men zich in zijn eischen. Men gooie al die vreemde woorden over boord,
waarvoor goed bruikbare, zuiver bet zelfde begrip weergevende Neder-
landsche woorden bestaan; daarna ga men er toe over de lijst van mili
taire woorden, welke min of meer van vreemden oorsprong zijn, te her
zien en de schrijfwijze van die woorden zooveel mogelijk Hollandsch te
maken, dus kavalerie en geen cavaleriebataljongeniesoldaat voor mineurs
en sappeursvoorts trachtte men nieuwe militaire begrippen zoo goed moge
lijk door Hollandsche woorden weer te geven, waartoe wij wijzen op
snelvuur- en snellaadgeweer (niet snelgeweer) en vuurmondwiegaffuit
veerspooraffuit, terugloopaffuitzelflaadpistool en d.g.l. Als een ieder on
zer in zijn eigen kring de hier ontwikkelde beginselen in toepassing
tracht te brengen en als voorts die beginselen in reglementen, voorschrif
ten en andere officieele stukken door hoogerhand belichaamd worden, zul-
wij geleidelijk tot een in onze oogen voldoende en practiscli bruikbare taal
zuivering geraken.
Hiermede het artikel van den heer Zuidema besproken hebbende, zij
het ons vergund nog een beroep te doen op al onze militaire lezers en
meer in het bijzonder op onze geachte medewerkers. Het is n.l. het
verzoek om in onze schrifturen het gebruik van onnoodige vreemde woorden
na te laten. Als wij ons zulks doorloopend voor oogen houden, zal spoedig
het misbruik, dat bij de meesten onzer min of meer diep ingeworteld is,
een einde nemen en zal de militaire Nederlandsche taal binnenkort niet
langer meer ontsierd worden door een geheel nutteloos gebruik van vreemde
woorden, gallicismen, germanismen enz.
Om duidelijk te maken, wat wij onder een onnoodig gebruik van vreemde
woorden verstaan, volge hier een zeer onvolledig lijstje van woorden, die
wij meermalen in militaire geschriften van Nederlandsche officieren aan-