110
aan eenen omgang, die uit den aard der zaak door de anaq-radja met leede
oogen wordt aangezien.
Wel is waar valt eenige toenadering van de zijde der hoofden en be
volking waar te nemen en mag reeds met voldoening gewezen worden op
de hulp, die zij verleenen bij het transport van vivres en bij het aanleggen
van wegen, doch deze gunstige omstandigheden zullen wel in de eerste
plaats zijn ontstaan onder den indruk van een machtsvertoon, dat niet zal
kunnen worden ontbeerd alvorens op afdoende wijze is afgerekend met
de verschillende invloedrijke vorstentelgen, wier positie dan tevens kan
worden geregeld, en nadat een hecht vertrouwen van de bevolking in de
goede en onbaatzuchtige bedoelingen van het bestuur hare gezindheid
onverdacht te onzen gunste zal hebben doen keeren. Overigens kan van
eene duurzame bevestiging van ons gezag in het Merangin-gebied geen
sprake zijn, zoolang Pangeran Toemenggoeng niet in onderwerping is ge
komen, dan wel buiten staat gesteld is om zich met de aangelegenheden
van zijn land te bemoeien. Liet het zich nu eenigen tijd geleden aan
zien, dat Pangeran Kerto Negoro in vereeniging met Raden Taha, wien
tot dit doel vergunning werd verleend om zich naar Moeara-Mesoemai te
begeven, er in zouden slagen Pangeran Toemenggoeng te bewegen om
zich bij het bestuur aan te melden, blijkens een op 18 Juli j 1. van den
assistent-resident van Djambi ontvangen bericht, hadden de door genoemde
grooten aangewende pogingen tot geen resultaat geleid. Pangeran Toe
menggoeng zal derhalve door den sterken arm tot onderwerping gedwongen
moeten worden, waartoe Moeara Mesoemai tijdelijk van uit Limboer
(Merangin) bezet en in het direct door dien groote bestuurd gebied gepra-
trouilleerd dient te worden. Op 4 September is met dit doel eene colonne
van 150 bajonetten, van Limboer (Merangin) uitgerukt, die op den volgen
den dag Moeara Mesoemai, dat evenals de nabijgelegen doesoen Banko
verlaten bleek te zijn, bereikte. Op dien tocht werd van den vijand
weinig overlast ondervondenalleen verraste de spits in de nabijheid van
Moeara Mesoemai eene bende van ongeveer 25 man, die met achterlating
van verscheidene gesneuvelden, wapenen en munitie de wijk nam. De
opvoer van vivres te water geschiedde door de bevolking en de gezind
heid van haar, en van de hoofden der doesoens Poeloe Djahil en Moedo,
die men passeerde, liet niets te wenschen over.
Jladat einde Maart en begin April te vergeefs getracht was om van uit
Limboer (Merangin) over land de Boven Tabir te bereiken, gelukte dit
eindelijk op 20 Mei, en daarna is zoowel de Boven- als de Beneden-Tabir
(de laatste van uit Telok Tjerana aan de Batang Hari) herhaaldelijk door
kleine troepen-afdeelingen bezocht, terwijl op het oogenblik Rantau Pan-
djang, de meest welvarende en volkrijke doesoen van de Boven Tabir,
•bezet wordt gehouden.