118
zelve, een beter inzicht te verschaffen in de behoefte aan stoomverbindin-
gen in dit deel van het uitgestrekte e land, en nopens de beste wijze van
uitvoering en de vooruitzichten, die de exploitatie aanbiedt, van de ver
bindingen, waaraan het eerst behoefte bestaat. Eerst als dat inzicht zal
zijn verkregen kan de Regeering hare voornemens ten aanzien van den
spoorwegaanleg vaststellen.
Technische, met de veiligheid van het verkeer nauw samenhangende
bezwaren, doen het minder wenschelijk achten over de smalspoorverbinding
tusschen Djokja en Solo ook personentreinen te laten loopen. Zooals intus-
schen kan blijken uit de begrooting voor het loopende dienstjaar (gedrukte
stukken, Zitting 1901 1902 4. No. 48), is men op wegneming varn
die bezwaren bedacht
Onderaf deeling 91. Het verheugt den ondergeteekende dat vele leden
de wenschelijkheid van den aanleg van den spoorweg van Rangkasbetoeng
naar Laboean voldoende aangetoond achten. Meer inlichtingen betreffende
do dichtheid der bevolking in de te doorsnijden streken en omtrent de
productiviteit der gronden, dan die welke voorkomen in ter griffie gede
poneerde bescheiden, kan de ondergeteekende niet verstrekken; maar hij
meent dat reeds de daarin voorhanden gegevens de behoefte aan den ont
worpen spoorweg genoegzaam in het licht stellen om het tot stand bren
gen daarvan niet te verdagen, nu het b'ijkt dat de lijn, afgescheiden van
de vermeerdering van opbrengst op de hoofdlijneene rente van 3,8 pet.
van het aanlegkapitaal belooft en dus rechtstreeks productief zal zijn,
zoodat ook aan de tegenwoordige financieele omstandigheden geen reden
te ontleenen valt om van den aanleg af te zien.
De mrening dat de raming van de te verwachten opbrengst te hoog zou
zijp, wordt in het Yoorloopig Yerslag niet gemotiveerd, zoodat de onder
geteekende er zich zijnerzijds toe bepalen moet er op te wijzen dat de raming
steunt op de verkregen ervaring met een baanvak van de hoofdlijn (Doeri
Rangkasbetoeng), dat een streek doorsnijdt waarvan de bevolkingsdichtheid
nog iets minder is dan die van de landstreken, door welke de nieuwe
lijn zal loopen.
Naar aanleiding van de vraag of niet met den aanleg van een tram
weg kon worden volstaan, is in het Voorloopig Yerslag zelf reeds gewe
zen op noodzakelijkheid van doorgaand verkeer met de hoofdlijn, die
eenheid van spoorwijdte vordert. Ter aanvulling daarvan zij nog aange-
teekend dat het bij het ontwerpen der lijn een punt van gezette overwe
ging heeft uitgemaakt, of het niet mogelijk zou zijn ter besparing
van kosten, sommige gedeelten der lijn op den kant van den postweg te
bouwen, desnoods na eenige verbreeding daarvan. Het bleek echter dat
de uitvoering öf niet mogelijk öf hoogst kostbaar zou zijn, aangezien de