128
De ondergeteekende is zicb, blijkens hetgeen hij hierboven neerschreef,,
ernstig bewust van de dringende noodzakelijkheid om de militaire uitgaven
binnen enge grenzen te beperken, en hij heeft dan ook nauwgezet over
wogen of het niet mogelijk ware de tbans ingediende begrooting nog te
ontlasten van een deel der in de Vilde afdeeling uitgetrokken bedragen-
Om de redenen, in de meergenoemde geheime nota uiteengezet, is het
zaak de werken op en om de hoogvlakte van Bandoeng zoorira mogelijk,
met kracht, ter hand te nemen, maar één van de daarvoor in onderafdeeling
108, uitgetrokken bedragen, namelijk f 60000, voor de overbrenging
van den steenkolenvoorraad naar het binnenland, meent hij terug te moeten
nemen. Het overbrengen van den voorraad van Probolinggo kan naar
zijne meening tot een volgend jaar worden uitgesteld en de voorraad te
Tjilatjap behoeft niet te worden verwijderd, als die plaats niet onverde
digd blijft.
Daar, gelijk de ondergeteekende gebleken is, de Landvoogd na een op
zettelijk ingesteld onderzoek, z:ch vereenigt met zijn denkbeeld om Tjila
tjapen niet, zooals men aanvankelijk voornemens was, een meer land
waarts gelegen punt te bezetten, is op bijlage A voor het in verdedig
baren staat brengen van die plaats een bedrag van f 110000 uitgetrokken,,
waardoor achterwege kunnen blijven de uitgaven voor verplaatsing van
den kolenvoorraad en de zeer hoog geraamde kosten voor opruiming der
te Tjilatjap gelegen werken, die zou moeten plaats vinden, als men die
haven onbeschermd ter beschikking van den vijand liet. De ondergetee
kende voegt er uitdrukkelijk bij, dat voor de bewapening van Tjilatjap
geen aanschaffing van nieuw geschut noodig geoordeeld worelt.
A Thans meent bij nog een afzonderlijk woord te moeten wijden aan de
ook op deze begrooting voortgezette aanvragen tot verbetering van de
geschutbewapeDing van het Indische leger, afgescheiden van de mobiele
artillerie, waarover hieronder nader afzonderlijk gehandeld wordt.
Staat het al dadelijk vast, dat Nederland, om tal van redenen, die hier
niet nader kunnen noch behoeven te worden uiteengezet de numerieke
sterkte zijner troepen in Oost-Indië zorgvuldig moet beperken binnen de
enge grenzen, die de taak van dat leger tegenover bet inlandsche element
afbakenen, dan volgt daaruit tevens de plicht der Regeering om geen
maatregel te veronachtzamen, die er toe kan leiden om de defensieve
kracht van het aldus gevormde leger, tegenover vreemd geweld, zoo hoog
mogelijk op te voeren, met behulp van de in de jongst verloopen jaren
zoo buitengewoon sml ontwikkelde wapentechniek.
Welke ontzaggelijke voordeelen de verbetering der vuurwapenen, vooral
sinds de invoering van het rookzwakke buskruit, den numeriek zwak
ken verdediger tegenover een overmacbtigen aanvaller aanbieden, heeft
de jongste krijgsgeschiedenis in het helderst daglicht gesteld.