142
ben. Inzonderheid komt dit uit bij het onderwijs. Omdat het
waarlijk wat al te hard klinkt, wacht men zich wel daarbij te-
spreken van controle, en met niet te ontkennen voorliefde
wordt steeds het woord „toezicht" gebezigd. Toch is ons toe
zicht houden bij het onderwijs doorgaans niets anders dan een
controleeren, omdat uitzonderingen daargelaten, de meerde
re zeer zelden in dien zin optreedt, dat hij den onderwijzer, in
dien deze als zoodanig niet juist mocht handelen, tevens den
weg tot verbetering aanwijst.
Aangezien het toezicht houden bij ongeveer alle diensten een
rol speelt, en, zonder omwegen moet het worden gezegd, veel meer
deren hun gansche functie juist daarin zoeken, hebben we het
noodig geacht, de euphemistische beteekenis der uitdrukking
in het licht te stellen. In verband hiermede aarzelen we niet
om, evenals de controle-aanwending, ook het „toezicht houden"
op den dienst der jonge officieren alleen dan geoorloofd te noe
men, wanneer wantrouwen te hunnen opzichte gewettigd is.
Het spreekt dus van zelf, dat de zoo kersversch aangekomen
luitenant, die nog geenerlei aanleiding tot wantrouwen heeft
kunnen geven, niet mag worden gecontroleerd in den zin, zoo
even aangeduid. Wil de oudere er zich van overtuigen of eenige
dienstverrichting behoorlijk behartigd wordt, dan moet hij hierbij
als leider optreden, d.w.z. als raadsman, als iemand, die, toonende
het beter te weten en te kunnen, genegen is ter zijde te staan,,
te helpen.
Is de hierbedoelde meerdere voor deze taak volkomen bere
kend, dan zal later slechts bij hooge uitzondering controle nood
zakelijk zijn, omdat bijna alle factoren, die een minder goede
plichtsvervulling van den jongere ten gevolge hebben, door een
oordeelkundige leiding worden geëlimineerd. Zelfs de hiervoor
besproken pedanterie, die onze jeugdige kameraden veelal mede
brengen als een bezinksel van niet behoorlijk verwerkte kennis,
zal spoedig verdwijnen, wanneer de meerdere, en vooral de com
pagniescommandant, daarop menschkundig inwerkt. Alleen,
indien de individualiteit zich bepaaldelijk afteekent door een of
meer slechte karaktereigenschappen, alsdan zal zelfs de beste
leiding onmachtig kunnen blijken, en controle met haar nasleep
van dwang en straf onvermijdelijk zijn. Echter, deze omstandig-