144 lieden niet zonder schade te berokkenen mag worden onderdrukt, wordt daardoor den nekslag gegeven, en zooals de meest stupide fuselier loopt ook de 2e luitenant welhaast even gedachteloos in het gareel van den dagelijks terugkeerenden dienst. Zoo hebben we ons meer dan eens afgevraagd, waarom de- luitenant, als commandant van zijn peloton, zoowel in vredes- als oorlogstijd, met niet meer zelfstandige macht kan worden bekleed, en waarom het gansche gewicht der verantwoordelijkheid om trent b.v. de geoefendheid en slagvaardigheid van den troep, uit sluitend op de compagniescommandanten en hoogere chefs moet rusten. Het zou toch o.i. zeer wel mogelijk wezen den luitenant aan sprakelijk te stellen voor de geoefendheid van zijn peloton (na tuurlijk steeds in het compagniesverband beschouwd) een aan sprakelijkheid, die dan als van zelf medebrengt, dat men hem de gelegenheid verschaft meer naar eigen inzicht en opvatting te handelen. In stede van, zooals nu, de compagnie maar altijd ter beschikking van den compagniescommandant te laten, zou deze laatste ook zeer goed een a twee dagen in de week het peloton ter cilgeheele beschikking van den luitenant kunnen stellen. Thans is het, ten minste bij het hoofdwapen, gewoonte geworden, dat de kapitein met zijn geheele compagnie uitrukt, zoodat bij de- oefeningen een luitenant, zelfs reeds oud zijnde, nimmer als ver antwoordelijk persoon optreedt. Het zien naar Europeesche legers, waarbij de quaestie, wat als tactische eenheid moet worden aangemerkt, van grooten in vloed is geweest op de autonomie-verklaring der compagnie, is hieraan niet onschuldig. Wij meenen echter, dat in ons Indisch leger, waar de luitenant te velde zoo menigmaal als zelfstandig patrouillecommandant, of in het garnizoen als postcommandant enz. moet fungeeren, een blind navolgen ten deze niet past. Meer dan in eenig ander leger moet hij op eigen wieken weten te drij ven, en daarom het ontwikkelen van zijn zelfstandigheidsgevoel een even zwaar wegende eisch zijn, als, om iets te noemen, de volkomen slagvaardigheid van den troep dit ten allen tijde is. Al heeft een kapitein, dank moeite en zorg, zijne compagnie tot den hoogst mogelijken graad van gevechtsvaardigheid gebracht, maar daarbij vergeten zijn luitenants tot zelf- denkende en zelf-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 166