- 145
handelende personen te vormen, dan zal toch al de toewijding
van dien kapitein op den duur nutteloos blijken, en het voor hem
te hopen zijn, dat hij met die luitenants nimmer in hachelijke
momenten voor den vijand zal komen te staan.
Zal de leiding van den compagniescommandant het meeste
effect sorteeren, dan moeten geen voorschriften of misplaatste
controle van hoogere chefs hem de vrijheid verkorten, die hij
noodzakelijk behoeft. Een vermelding in de compagniesorders
als deze: de pelotons morgen ter beschikking van de pelotons
commandanten, mag noch een reprimande, noch eenige bemer
king van hoogerhand ten gevolge hebben. Alleen het resultaat
van een maatregel heeft de chef, als hoofdzaak, te beoordeelen,
maar niet de wijze, hoe de inferieur daartoe komt. Dit laatste
is nevenzaak, die, zooals we hierboven reeds verklaarden, bij
welopgevoede en ontwikkelde menschen slechts een tusschen-
beide treden van den chef wettigt, wanneer wantrouwen omtrent
de plichtsvervulling reden heeft van bestaan. Dit laatste nu is
in het Indische officierskorps, als geheel genomen, niet het geval.
Verder moet, zal de plichtsvervulling den '2en luitenant aan
genaam stemmen, de leiderdus hijdie den plicht oplegt, zich ken
merken als een ernstig-opgeruimd man.
Wij wenschen deze twee bijvoegelijke naamwoorden, op het
oog zoo uiteenloopend, als één hoedanigheid te beschouwen, omdat
er met nadruk op dient gewezen te worden, dat elk oudere, ook in
de practijk, dit onafscheidelijk samengaan moet kunnen doorvoe
ren. Geen ernst alleen, geen opgeruimdheid alleen, maar beide, in
nig verbonden, geven den superieur de gelegenheid het belang van
den dienst en een goede leiding op de meest harmonische wij
ze te bevorderen.
Het mag aan ons ouderen wel eens worden gezegd, dat we
bijna nimmer het nut van dien samenhang goed beseffen. Aan
een ernstige opvatting van zaken ontbreekt het niet, maar zoo
veel te meer aan blijmoedigheid van geest, waarmede de ernst,
wil hij op het gemoed van anderen kunnen inwerken, zich moet
tooien. Onze ernst verschijnt te veel in een kleed van stugheid,
waardoor hij afstoot, maar niet aantrekt. Eén verontschuldiging
is daarvoor aan te voeren, en wel deze, dat onze voorschriften