147 zoodra dezen zich door een te strak-ernstige houding of opvatting kenmerkten. De bekentenis hiervan zal hun nu geen schande be rokkenen, maar integendeel kunnen hoeden voor een bejegening, die zij kans loopen anders van hunne inferieuren te moeten onder vinden. Buitendien, de ernst moet in het leger onaangetast blij ven, en plicht is het daarom van elk superieur geen aanleiding te geven, dat een dartele jeugd dezen door een zotskap ontsiert. Zal een ernstige plichtsvervulling tot navolging prikkelen, dan moet de oudere zich bemind weten te maken. Hij moet met de jongeren kunnen medeleven; hij moet hun kameraad zijn. Ook dit is een woord, in het leger veel gebruikt, maar weinig begre pen. In de practijk meest een doode letter, soms de beteekenis van een gemeenzaam frère-compagnonschap, doch bijna nooit een uitdrukking, die de harten raakt. En daarop komt toch alles nêer. Hart moet men voor elkaar hebben, wil men mogen spreken van het hooger gevoel, hetwelk kameraadschap genoemd wordt. En zóó moet ook de oudere hart hebben voor de jongeren. Hij zal dan kunnen begrijpen en inzien, dat de jeugd wel degelijk haar rechten heeft, en hij wel haar vlucht moet regelenmaar deze nooit belemmeren mag. Een krachtig middel, om invloed op den jongeren officier te ver krijgen, is te vinden in den omgang buiten dienst. Daar moet de leider, in den goeden zin van het woord, collega van zijne on dergeschikten weten te zijn Hij moet jong met de jongeren kun. nen wezen. Hun grappen, waar doorgaans meer geest in zit dan wij met al onze levenswijsheid en ondervinding veelal willen be kennen, moeten hem oogenblikken van gulle vroolijkheid kunnen ■bezorgen. In ernstige momenten zal zijn woord dan zooveel te meer indruk maken, en zijne meening altijd óf als juist, óf in elk geval als zeer ter overweging waard worden beschouwd. Erkend moet het worden, dat de omgang der officieren onder ling nog bij lange na niet datgene is, wat voor een goede leiding als noodzakelijk of wenschelijk moet worden geacht. Daarvoor worden de 2" luitenants in het particuliere leven veel te veel aan zich zelf overgelaten. De meerdere bekommert zich doorgaans maar zeer matig om hem, ziet zelfs dikwijls in het den weg wij zen buiten dienst een minder gepaste bemoeizucht van zijn kant. Maar, aan deze meerderen zouden we nog wel eens willen her-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 169