155 landsche talen. Al is, nit een zuiver opvoedkundig oogpunt beschouwd, in den tegenwoordigen tijd de aanvoering van in landers gemakkelijker dan die van Europeanen, iedere aanvoering zal en moet gebrekkig blijven, indien de officier de taal van zijn ondergeschikten niet verstaat en spreekt. Daarom behoort ook dit tot de eerste leiding aan jonge officieren te geven, hen op te wekken tot de studie van de inheemsche talen, inzon derheid het Javaansch, wijl dit de moedertaal is van verreweg het grootste aantal inlandsche militairen. Ook moet elk officier ge durende zijn eersten diensttijd het Maleisch grondiger beoefenen dan dit bij zijne opleiding in Europa mogelijk was. Deze taal studiën, gevoegd bij een oordeelkundige leiding, genoten in den practischen dienst bij Europeesche soldaten, zal hem, den aan staanden troepenaanvoerder, het best geschikt maken voor de taak ook inlanders te bevelen, en ook hen ten meesten nutte van het leger aan te wenden. Ducimus. Dl. I, 19ÜS. 11

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 177