159 ■stappen niet meer in de hand is, meer aandacht aan zijn rijdier wijden dan aan zijn stuk; in bergterrein, dat eenige moeilijkheden aanbiedt, stijgt de St. Cf af, geeft soms zijn paard aan een kanon nier over, waardoor het aantal behulpzame handen, die oponthoud kunnen voorkomen, vermindert, of hij geleidt zelf zijn paarden «dan is hij dikwijls niet in staat de andere dieren te passeeren en daardoor aan zijne plaats in de colonne gebonden. Van het snellere verplaatsen, dat zijn paard hem toestaat, maakt alleen -de oneven St. Cf gebruik en dan nog slechts, wanneer in batterij- verband opgetreden wordt. Wij gelooven, dat de onbereden St. Cf beter toezicht op zijn stuk kan houden en dat er geen gevallen "voorkomen, waarin het bepaald noodig is, dat een St. Cf zich met groote snelheid moet kunnen verplaatsen. Maak de sectie commandanten, het personeel van den gevechtstrein, den com mandant van een pionierafdeeling, den trompetter bereden, maar laat den St. Cf gerust loopen. B. Uitwerking. Aangezien elke toevoeging van een speciaal soort artillerie aan het veldleger om financieele redenen ten koste van de sterkte ■der veldartillerie geschiedt, is het wenschelijk, dat de speciale soort tevens geschikt is het veldkanon bij te staan in zijn voor naamste taak, het tot zwijgen brengen van de vijandelijke vuur monden. V.E.H. is het hier heelemaal niet mee eens; hij vindt, dat het „de taak van iedere zwakke verdedigende artillerie is om, de overmachtige aanvalsartillerie zooveel mogelijk ontwijken de, de eigen infanterie te ondersteunen, waar zij kan". Ons dunkt, dat de artillerie de eigen infanterie het best ondersteunt, wanneer zij het vuur der vijandelijke kanonnen tot zich trekt en zoo mogelijk tot zwijgen brengt. Pas wanneer de infanterie van den vijand den hoofdaanval onderneemt, wordt zij het hoofddoel; is het den verdediger voor dien tijd gelukt de aanvallende artil lerie tot zwijgen te brengen, dan zal de onvoldoend voorbereide infanterieaanval op niets uitloopen. Alleen wanneer de verdedigen de artillerie zoo zwak is, dat zij in een artilleriedue'l met zekerheid het onderspit zou delven, verdient het de voorkeur haar tot de meer beslissende gevechtsmomenten achter te houden (1). Nu (1) Hoogeboom en Pop. Deel II blz. 157.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 181