177
koopen maatregel. Er is kader het klinkt haast ongeloofelijk
dat, niettegenstaande den veel zwaarderen dienst bij het depot-
bat0"., daarbij gaarne dient. Ik wil ze hier herdenken, die en
kelen, die steeds met liefde en ambitie voor hunne belangrijke
taak bezield waren, ook al werden hunne buitengewone diensten
niet gewaardeerd. Ik heb u bewonderd, van u geleerd door de
tactvolle wijze, waarop ge met uw jonge kameraden wist om te
gaan, de onderhoudende manier, waarop ge hen op de hoogte
bracht van hunne rechten en plichten. Ja, er waren er zelfs, die
vuur brachten in eene klasse, louter uit Indo-Europeanen be
staande, hetgeen uiterst moeielijk was, en wat dan ook slechts
aan enkelen gelukte.
Er zijn in het leger voldoende krachten aanwezig, wat het kader
aangaat, om daarmee een depotbat0", zoodanig te encadreeren,
dat er steeds goede recruteninstructeurs zijn. Waarom dan daar
van niet gebruik gemaakt? Waarom b.v. niet eene aanteekening
gesteld op het stamboek van een onderofficier of korporaal, dat
hij geschikt is om dienst te doen bij de recrutenopleiding? Nim
mer zagen we kader overgeplaatst op grond der laatste alinea
van art. 8; zeker op grond van art. 7, dat aanwezigheid van onge
schikt kader bij een depotbat0", onmogelijk maakt.
Be organisatie van het depotbataljon.
A. O. 1890 n°. 52. 31, 32, 33, 34 en 35.
Volgens bovenstaande A. O. behooren organiek tot eene recru-
tencompagnie 1 kapitein en 4 luitenants, hetgeen overbodige
weelde is. Waar eene kaderschool voldoende heeft aan een di
recteur met 2 of 3 luitenants, daar kan eene compie. van het
depotbat0", ook zeker volstaan met 1 kapitein en 3 luitenants,
mits dezen ten volle voor hunne taak berekend zijn.
Volgens de organisatie is eene recrutencompagnie voldoende
van kader voorzien, jammer alleen, dat de werkelijkheid daar ver
beneden blijft en de qualiteit zooveel te wenschen overlaat.
Tot het verrichten van corveeën worden bij elke recruten-
comp,e. 20 afgerichte fuseliers ingedeeld. Niet altijd worden daar
voor oppassende manschappen bestemd, hoewel art. 3 der A.O.
1899 No. 20 zulks voorschrijft; deze omstandigheid, gevoegd bij het