200 In het eerste hoofdstuk „Geschütz und Geschoss" vinden we het volgendeBij de constructie van den vorenbedoelden G. vuurmond staat de quaestie op den voorgrond, tot welk minimum het kaliber teruggebracht kan worden. Dit minimum houdt ver band met de constructie van het projectiel, dat niet minder dan 5 cM. kaliber kan hebben met het oog op voldoende uitwerking, en vooral in verband met de waarneembaarheid. Uit een ballistisch oogpunt leverde kalibervermindering niet alleen geen bezwaar op, maar een gunstige belasting op de dwarsdoorsnede, verbonden met een aanvangssnelheid van 650 M., gaven bij kleine invalshoeken een goede trefkans. De brisant G. van ongeveer 2 KG. gewicht bieek het meest geschikt, vooral omdat er een uitstekend werkende buis bij ge construeerd kon wordenook het springen van het projectiel in ongeveer honderd stukken beantwoordde aan het doel. Goede trefkans, groote eindsnelheid, een gunstig aantal scherven, ge ringe afhankelijkheid van den toestand van den bodem door de brisante springlading en een gemakkelijke waarneembaarheid deden hooge verwachting koesteren van de uitwerking op oorlogs doelen. Uit achtervolgende resultaten van proefnemingen kan blijken in hoeverre aan die verwachting werd voldaan. Tevens blijkt er uit, dat niet te vér werd gegaan met vermin dering van kaliber en projectielgewicht. Het 5 cM. kanon ligt in een, volgens het Ehrhardtsche begin sel geconstrueerde, lichte kanonterugloopaffuit, en laat het, aan zienlijk in gewicht verminderde, kanoïï het aanbrengen van krach tige schilden toe; zelfs de raden zijn beschut. Hierdoor is een vuurmond verkregen, die in elk opzicht beduidend van de bestaan de kleinkaliber G. vuurmonden afwijkt. De belasting op de doorsnede en de snelheid van het projectiel der Grusonsche vuurmonden is geringer, terwijl de lading uit zwart kruit bestaat. Op groote afstanden dringen de G. in den bodem, waardoor ze zonder uitwerking blijven en niet kunnen worden waargenomen. Er is hier dus beslist sprake van twee soorten vuurmonden, die veel van elkander verschillen. In het tweede hoofdstuk „Die Handhabung des Geschützes" vervolgt de schrijverHet is duidelijk, dat het schieten met dezen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 222