213 ting, onmogelijk na te gaan, hoeveel officieren van eiken rang men bij de bedoelde compagnieën denkt in te deelen. Men is toch wel wat benieuwd welk wapen met de twee kapiteinsplaat sen zal gaan strijken. Uit de fouragegelden van officieren ad 720.- zou besloten moeten worden dat slechts twee officieren daarbij zijn ingedeeld. 1) Yoor de „Kosten van den militairen transporttrein" trekt de begrooting f 147.000 uit. Hieronder zitten voor: aankoop van paarden, karren, tuigen, gereedschappen, stalbenoodigdheden, ra derbrancards enz. f 31.000. Als men nu nagaat, dat daarvoor 326 paarden, 50 grobaks, 8 ziekenkarren, 400 draagkussens en 16 rader brancards de Mooy moeten worden aangeschaft, dan zal het wel duidelijk zijn, dat men beoogt in 1903 slechts een deel van dieren en materieel aan te koopen. Het personeel zal dadelijk op compleet gebracht worden; im mers vinden wij een post onder „Uitgaven voor eens" getiteld: „Premiën en aanbrenggelden voor 200 inlanders" f 18000. Waar schijnlijk zullen dus de treinsoldaten een eenigszins hoogere premie krijgen dan de inlandsche soldaten bij eerste dienstneming. Dit, gevoegd bij de omstandigheid, dat het personeel van de trein- compagnieën beneden den rang van officier buiten menage zal worden gevoed, doet het vermoeden wettigen, dat men nooit gebrek aan treinsoldaten zal hebben, en dat onder die lieden weinig verloop zal zijn, wat der oefening ten goede komen zal. In verband met de afschaffing van de straf van rietslagen bij het strafdetachement werd op deze begrooting een post van f 8000 gebracht voor den „Bouw van een blok strafkamers tot eenzame opsluiting te Ngawi". Ik vestig er de aandacht op, dat deze strafkamers niet eenvoudige provoosten zullen zijn, maar cellen, waar de cellulaire opsluiting in hare volle gestrengheid kan worden toegepast. Weet men nu, dat die celstraf voor ma ximum 28 dagen kan worden opgelegd, dan is het duidelijk, dat 1) De in de begrooting voorkomende organisatie is niet geheel overeenkomstig de bij de samenstelling der begrooting nog niet bij het opperbestuur bekende detailvoorstellen v/h legerbestuur. In die samenstelling kan dus nog wel eenige wijziging komen. Voor het geheele commando is één kapitein bestemd; commandant van elke compagnie is een luitenant. Het personeel zal wel worden aangewezen uit alle wapens, in hoofdzaak uit de bereden korpsen. Redactie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 235