222 het minimum van beweegbaarheid bezit. Het aangespannen' stuk mag dus in de toekomst niet zwaarder zijn dan het tot nu toe was, n.l. 1167 KG., waarbij in draf' nog 6 of 5 maal 80- KG. komt voor de opgezeten manschappen. Nu weegt in Europa het afgelegde stuk een 950 KG. Neemt men in In dië een vuur mond met dezelfde uitwerking, dan zal er 200 KG. voor het voorstel van het vierradig voertuig over blijven. Dat voorstel kan dan geen voorwagen van het gebruikelijke type zijn, slechts- een vervoeras met zitplaatsen voor de manschappen erop. Bij het stuk zelf is dan geen munitie aanwezig. En dit zou men zoo'n. bezwaar vinden, dat men maar liever zich met veel minder uit werking tevreden stelt?! Maar bij de bergartillerie dan? Daar heeft men ook geen munitie bij het stuk, zelfs geen kartets. Als daar nu eens bij den opmarsch naar de stelling het munitie- draagdier van een stuk achterblijft, wat dan? Dan leent men wat van een naburig stuk. Juist en dat zou men bij het hier voorgestelde veldgeschut, als er een caisson achterblijft, ook moe ten doen. Maar waarom zou er een caisson achterblijven, als het stuk wel in batterij kan komen, terwijl beide hetzelfde gewicht hebben? Yooral hier is daar weinig kans op, waar bij de caisson het gewicht beter over voor- en achteras verdeeld zal zijn. Trouwens, dat het niet meevoeren van munitie in den voorwagen ook door anderen in theorie niet als een onoverkomelijk nadeel wordt be schouwd, blijkt in Frankrijk. Zooals men weet, is daar de rijdende artillerie nog met het oude 80 mM. de Bange materieel bewapend,, omdat het nieuwe C/97 te zwaar is. 'Welnu bij de cavalerie- manoeuvres in 1901 waren de vier rijdende batterijen als proef voorzien van het nieuwe geschut, dat, om het gewicht te ver minderen, een anderen voorwagen had gekregen, waarin alleen eenige gereedschappen en reservestukken, doch geen munitie geborgen was. (1) En dat was nog wel bij rijdende artillerie, die veel meer blootgesteld is aan onverhoedsche aanvallen, doordat zij zich niet zooals de veld steeds achter een scherm van infan- teriepatrouilles beweegt. Een ander bezwaar zal zijn, dat de gewichtsverdeeling over voor-en achteras zoo ongelijk is. Het is wel wenschelijk, dat de vooras het minst belast zij, maar hier is het verschil erg groot;. (I) Schweiz. Z. A. Gr. 121901.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 244