232 Algemeen wordt thans de meerwaardigheid der kamerlading boven centraal- en kopladirig erkend, omdat zij de dieptewerking- vergroot. Behalve de kamer- ook nog eene koplading te bezigen heeft alleen nut bij krombaan-vuurmonden om den tophoek te vergrooten. 1) Ten einde bij onze G.K. voldoende breedtewerking te verkrijgen, is het gebruik van een conischen spiegel aan te bevelen. Bij toepassing van de kamerlading bedraagt het nuttig vermogen 46 (Krupp) tot 50 (Darmancier); in een G.K. van 6,5 K.G. kunnen dus 325 kogeltjes van 10 G. of 295 van 11 G. ge borgen worden. Evenzeer als de dieptewerking is die in de breedte van groot gewicht. Bij normaal interval en springhoogte moet de G.K. een zoo breed front bestrijken, dat de kogels niet door de tusschen ruimte tusschen twee stukken eener normaal opgestelde batterij heengaan; anders zou een groot voordeel van G.K. vuur, n.l. dat men de zijdelingsche richting niet al te nauwkeurig behoeft te geven, verloren gaan. Bij het proefveldkanon is de breedte van den kegel op 3000 M. slechts 15 M.. Dit is beslist te weinig, vooral wanneer men bedenkt, dat bij de moderne wijze van vuren de breedte van den kegel of liever de breedte van de zone, die een normaal vurende batterij onveilig maakt, van groot gewicht is, vooral om numerieke minderheid te vergoeden. 2) De Fransche G.K. heeft eene breedtewerking van 2025 M., bij strooien in de breedte van 50 M.. 3) Eene Fi-ansche batterij van 4 stukken bestrijkt dus eene zone van 100 tot 200 M. breedte. Ten einde de waarneming te vergemakkelijken, moet de spring- wolk duidelijk zichtbaar zijn. Aangezien kleine richtfouten meer invloed krijgen, naarmate de banen gestrekter worden, is het in- 1) Men vindt allerlei beschouwingen over de inwendige inrichting der G-. K. in de le zing van kapt. Dell in K. W. 1900/1901 IY. Merkwaardig is het idee van sommige deel nemers aan den Transvaal krijg, dat de G.K. der Bngelschen slecht werkte, omdat de buis *n haar geheel bleef. Zoowel van Warmelo (Commando-leven en Guerilla-commando-leven) als de schrijver in het Beiheft zum Mil. Wochenblatt No. 8-1901 schijnen niet te weten, dat dit juist de bedoeling was. 2) Wij kunnen hierop niet verder ingaan. Men leze de waardeerende beschouwingen van Gen. Rohne over het Fransche tir progressif in „Die Französische Feldartillerie." 3) „Reglement provisoire des manoeuvres de l'artillerie de campagne" I 275 noot. 1)* Eene betere vertaling voor „faucher" konden wij niet vinden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 254