244 uit zes stukken. Toen door het gebruik van rookzwak kruit, reminrichtingen, projectieldragers enz. de vuursnelheid vergroot werd, wezen schrijvers erop, dat eene sterkte van vier stukken voldoende was, om zonder de bediening af te matten een geregeld stukken vuur te onderhouden. Over de voor- en nadeelen van batterijen van 4 of 6 stukken is vooral in het Mil. Wochenblatt in 1895 en 1896 een heftige pennestrijd gevoerd. Toen in 1896 Duitschland een snellaadkanon invoerde, werd erop gewezen, dat hierbij de sterkte van vier stukken zeker voldoende zou zijn, omdat „Die Batterie von vier Geschützen hat wegen der gleichen Feuergeschwindigkeit im Flügelfeuer die gleiche, wenn nicht eine höhere Wirkung als die Batterie von sechs Geschützen." 1) Men mag dan ook veronderstellen, dat Duitschland, om de hooge kosten te vermijden, niet tot eene reorganisatie is overgegaan, want daarover zijn allen het eenshet totaal aantal stukken mag niet verminderd worden! Bij gebruik van snelvuurgeschut is stukkenvuur eene zeld zaam voorkomende uitzondering om kunstmatig vertraagd vuur af te geven. De factor dus, die bij het bepalen van de sterkte der batterij volgens Hoogeboom en Pop enz. den doorslag geeft, komt bij snelvuurgeschut niet meer in aanmerking. Daarbij worden andere vuursoorten toegepast, die in staat stellen de volle vuurkracht der batterij te benutten, onverschillig of zij uit 4 of uit 100 stukken bestaat. De strijdvraag: „4 of 6 stukken" heeft nu dan ook een groot deel van hare belangrijkheid ver loren. Nu blijft ter bepaling der sterkte van de tactische eenheid slechts de overweging over, dat-één persoon haar moet kunnen leiden en overzien. Of daartoe eene batterij van zes stukken, vooral bij het aangroeien van het aantal caissons, niet te uit gebreid is, is grootendeels „Ansichtssache". Frankrijk, de eenige mogendheid, die snelvuurveldgeschut bezit, 2) brengt de sterkte der batterijen thans op vier stukken terug. Of het ons legerbestuur vooreerst kan gelukken, daarvoor de noodige gelden te krijgen, 1) Deze motiveering werd door Rohne nog in 1901 in eene bespreking nota bene van het Kruppsche Rohrriicklaufgeschut gegeven. K. Z. 8. Een bewijs, hoe weinig duidelijk het gebruik van snelvuurgeschut te velde een jaar geleden nog aan deze Duitsche auto riteit was. 2) Rijken als Noorwegen hebben het wel in principe aangenomen, maar zijn nog niet gereed met de invoering.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 266