wil men van de uitoefening ten allen tijde en onder alle om standigheden verzekerd zijn, en een vasten en voor ieder gel denden regel aangeven, waarnaar gehandeld en uitgevoerd moet worden. Maar het mag hier wel eens worden gezegd, dat het overwicht van den meerdere op den mindere, hetwelk zich alleen op reglementen beroepen kan, geen gezag in de zuivere betee- kenis van het woord is. Het is alsdan slechts een machtsbezit, dat niet anders dan over pressie als eenig middel beschikt, om den mindere tot handelen of uitvoeren te dwingen. Waartoe een dergelijke machtsuitoefening leidt, kan elk we ten, die niet geheel vreemdeling is op het gebied van zelf- en menschenkennis. Te ver zou het ons van het onderwerp voe ren, indien we de gevolgen, door de toepassing van uitsluitend dwang verkregen, in zijn geheel zouden moeten nagaan en be spreken. Alleen op datgene, wat meer in het bijzonder met het nu behandelde in verband staat, zij gewezen, en gezegd, dat door dwang bij den mindere vrees, gemakzucht, onzelfstandigheid en neiging tot weerstreving (récalcitrance) ontstaat. Dat juist deze gebreken bij den jongen officier moeten worden bestreden, zal niemand ontkennen, en dus ook ieder een gezagsuitoefening moe ten veroordeelen, die juist deze gebreken veroorzaakt of in de hand werkt. Zal de macht, den meerdere gegeven, het leger het meest ten goede komen, dan moet het gezag, uit die macht voortvloeiende, berusten op een intellectueel en moreel overwichten niet op wet of voorschrift. Het is absoluut noodig, dat elk officier, aan wien de leiding van jongeren wordt toevertrouwd, hiervan diep doordron gen is, daar anders van de vorming, stel, dat we haar zoo mogen noemen nimmer de gewenschte vruchten te verwachten zijn. Daar leiding met behulp van dwang onbestaanbaar is, dient, in aansluiting met het zooeven gezegde, hier de vraag te volgen, of het Indische officierskorps van den tegenwoordigen tijd in tellectueel en moreel hoog genoeg staat, om de opvoeding dei- jongeren ter hand te nemen. Die vraag moet worden gesteld, omdat van hare beantwoording zal afhangen of er van leiding in het leger eigenlijk wel sprake kan zijn. Het verheugt ons, dat we, daarbij zoo onpartijdig mogelijk oor- deelende, kunnen getuigen, dat de intellectueele en moreele meer-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 27