258 kwaliteit tevens de wapens vermeld zijn, die zij gerechtigd zijn te dragen en waarbij als regel geldt, dat alleen de hoog ere hoofden sikine n rentjong, de min dere hoofden enkel rentjong zullen mogen dragen. Het dragen van niet in een scheede gesloten blank wapen, zooals de „gliwang", is in iederg eval verboden. Het dragen van vuurwapenen is aan ieder Atjeher en ten allen tijde onvoorwaardelijk verboden, tenzij door het hoofd van Gewestelijk Bestuur uitdrukkelijk toestemming daartoe verleend is geworden, terwijl in zeer enkele spoedeischende gevallen ook het hoofd van PI. Bestuur de bevoegd heid bezit daartoe de vereischte vergunning te verleenen. Het bezit van vuurwapenen, mits behoorlijk geregistreerd, is geoorloofd aan enkele voorname hoofden, die daartoe van het Bestuur eene schriftelijke vergunning behoeven, waarop behalve het aantal en de soort, vermeld moet zijn de plaats (koeta of andere woonplaats), waar die wapens zich moeten bevinden. Die vergunning tot bezit sluit niet in zich vergunning tot vervoer. Daar toe is eene afzonderlijke door het hoofd van Plaatselijk Bestuur af te geven vergunning noodig. 23. Het bezit van vuurwapenen is voor de Atjehsche bevolking geheel overbodig en zelfs strafbaar, indien zij ongemerkte geweren in haar bezit heeft of ook gemerkte, die men aantreft op plaatsen, waar zij niet behooren. Als beginsel wordt aangenomen, dat voor de Atjehsche bevolking het bezit van vuurwapens ongeoorloofd is. De toepassing van dit beginsel voert derhalve tot geleidelijke ontwape ning van het volk door het innemen van alle nog aanwezige vuurwapens. Die ontwapening moet echter met omzichtigheid en beleid plaats vinden. Verbranden vau kampongs enz. 24. Het verbranden van kampongs, bede- of woonhuizen der bevolking is ten strengste verboden. Zelfs bij militaire excursie's in streken, die verlaten zijn, mogen alleen tijdelijke verblijven buiten de kampongs van bendehoofden en hunne ben den, alsmede loodsen en gebouwen binnen vijandelijke versterkingen, ver brand worden. 25. Vijandelijke schuilplaatsen in het gebergte of tijdelijke wijkplaat sen van uitgewekenen moeten geheel worden vernield en opgeruimd, overal waar zij zich bevinden. Over alle voorraden in die vijandelijke bergne- derzettingen wordt vrijelijk beschikt. 26. Overal waar in de bewoonde streken over voldoende sawahs wordt beschikt voor den rijstbouw, is verder het aanleggen van ladangs in het gebergte verboden; tot het aanleggen van dergelijke ladangs moet door den bestuurs-ambtenaar schriftelijk vergunning worden gegeven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 280