262
plaats van herkomst en van de invoerartikelen de plaats van bestemming
nauwkeurig na te gaan, wijl de inkomsten der hoofden er van afhankelijk zijn.
43. Het eenvoudigst zou de controle zijn, indien bij den invoer in de
voor den algemeenen handel opengestelde haven de handelaren onmiddellijk
de plaats van bestemming konden aanduiden.
44. Wijl niet in elk landschap zoodanige handelaren zijn, die directen
handel op de Straits drijven, komt het veelal nog voor, dat het aandeel
in de invoerrechten bijna geheel ten voordeele wordt gebracht van de
hoofden in wier lanschap de voor den algemeenen handel opengestelde
haven is gelegen.
Met het vervoer uit die haven naar de andere landschappen wordt soms
in 't geheel niet, dikwijls onvoldoende rekening gehouden.
45. Dit is een ernstige fout bij de toepassing der scheepvaartregeling,
die aanleiding geeft tot den misstand, dat de hoofden zelf weer gaan hef
fen, wat wij hen door gemakzucht of onvoldoende controle onthouden
waardoor die hoofden eene niet gecontroleerde bron van inkomsten heb
ben en de invoerartikelen tweemaal belast worden.
46. De ambtenaren zullen derhalve hebben te zorgen, dat bij den uit
voer van producten de plaats van herkomst wordt aangeteekend en bij de
importartikelen, indien de aangifte plaats heeft ten name van het land
schap, waarin de opengestelde haven gelegen is, nauwkeurig zal worden
nagegaan de waarde der goederen, die later uit die haven worden vervoerd
naar andere landschappen.
47. Bij vervoer over zee zal men derhalve de prauwen hebben na te
gaan en bij vervoer over land moet men de handelaren er geleidelijk toe
zien te brengen aangifte te doen van de waarde der goederen, welke zij
uit ons etablissement naar een of ander landschap vervoeren. De belang
hebbende hoofden dezer landschappen zullen daartoe zelf gaarne mede
werken.
Zie omtrent een en ander voorts mijn besluit dd. 15 Januari 1902, No.
10/K. [Apostil van den Ass. Res. der Onderhoorigheden van Atjeh dd.
18 Januari 1902 no. 68.]
48. De hagil van die goederen moet dan worden overgeschreven van
het eene landschap op het andere, wijl het beginsel is, dat de hagil ten
goede komt aan het hoofd in wiens landschap de goederen ten verbruik
worden ingevoerd.
Alleen door thans nauwkeurig een en ander na te gaan zal het moge
lijk zijn na eenige jaren een vaste verdeeling onder de hoofden in het
leven te roepen, althans voor die landstreken, waar geen bijzondere in
vloeden den invoer bebeerschen.
49. De inlandsche handelaren zijn niet gehouden om in en uit te voeren
langs de in de eigen onderafdeeling opengestelde haven.