8
derheid, noodig om als voorganger op te treden, over het geheel
genomen aan de oudere officieren niet meer kan worden ontzegd.
Er mogen hier uitzonderingen te constateeren zijn, zij kunnen
slechts te beter den regel bevestigen. De vrijwel eenvormige
opleiding, die elk officier deelachtig werd, maakt, dat bij voort
gezette studie de oudere voor den jongere geenszins behoeft te
wijken, terwijl de meerdere practische ervaring, waardoor de ken
nis vaster en hechter geworteld is, de eerste in verstandelijke
ontwikkeling verre boven den laatste doet uitsteken.
Ook in moreelen zin staat het Indische officierskorps hoog
genoeg om jongeren het goede pad te kunnen wijzen. Zonder
op de oorzaken, waardoor deze veranderingen zich hebben ont
wikkeld, verder in te gaan, moet worden erkend, dat de meer
ingetogen levenswijze, de zuiverder opvatting van plichten en
rechten, de grootere afkeer van ruw en onbeschaafd geweld, de
betere maatschappelijke zeden en gewoonten, vergeleken bij vroe
ger, een milderen en in moreel opzicht meer levenswekkenden
geest heeft doen geboren worden.
De heilrijke invloed van deze wijzigingen in de Indische samen
leving is ook het officierskorps ten goede gekomen. Thans kan
met gerustheid een vergelijking met welk Europeesch leger ook
worden doorstaan; zelfs zou, voor wat de opgedane ondervinding
betreft, het Indische officierskorps in het voordeel blijven, omdat
het zijn leden in de gelegenheid heeft gesteld dikwijls het oor
logsveld te betreden, dat, men moge er van zeggen, wat men
wil, meer groote dan slechte karaktereigenschappen tot ontwikke
ling brengt.
Kwamen we zooeven tot de uitspraak, dat ook de oudere of
ficier verstoken bleef van een behoorlijke vorming, en hem dus
eigenlijk de bevoegdheid ontbreekt als leider op te treden, dit
neemt dan toch niet weg, dat de latere ondervinding, terecht de
beste leermeester genoemd, veel vergoedt van wat vroeger ver
waarloosd werd. Het is daarom buiten kijf, dat hij, die reeds
eenige jaren dienst achter den rug heeft, wel degelijk in staat
kan worden geacht als militair opvoeder op te treden, mitsen
dit houde men steeds in het oog, het intellectueel en moreel over
wicht hij hem te vinden is. Kan hij zich daarop niet beroepen,
en staat hij dus ten aanzien hiervan niet hooger, maar gelijk of