274 (zie fig 18). Trekt men nu de lijnen Y' T en V' D, dan is het dus de vraag den hoek q te bepalen, dien de 2de vuurmond moet worden omgezet. De driehoeken Y' T A en Y D A hebben den hoek in A aan elkaar gelijk, zoodat men de vergelijking krijgt: q b p a. (1) indien /Y'TV b en /Y'DY a. Uit (1) volgt dus, dat q p (a—b). (2) Aannemende, dat DVY'enzT Y'Y recht zijn, heeft men: Y' V V'V tg b -yTVjr en tg a -y, Zijn dus de onderlinge afstand der vuurmonden, en de afstand der vuurmonden tot T en tot D bekend, dan vindt men direct de waarde van q. Stel b.v. VV' 10 M., de afstand tot het doel 2500 M. en tot "het terreinvoorwerp 1500 M., terwijl p 300 OOI dan vindt men dus voor q: q (300 -f -2_500 1 °/oo of q (300 4 7) 1 °/oo 297%o. Op gelijke wijze vindt men de hoeken q voor den 3den, enz vuurmond. De afstand YV' wordt dan in bovenstaand voorbeeld2 X 10' M., 3 X 10 M. enz. Deze berekening konrt geheel overeen met het geval 5 door heer Winter behandeld en dat door zijn fig. 5 wordt voorgesteld. Deze methode is echter eenvoudiger, daar de vele hulplijnen vermeden zijn, die zijne berekening meebrengen. Vergelijking (1) geeft ook nog een eenvoudig middel aan om den onbekenden afstand tot een doel te bepalen, indien de af stand tot het terreinvoorwerp bekend is en men in twee punten Y en V' terreinvoorwerp en doel kan zien. Door meting kan men dan de hoeken p en q bepalen, zoodat in vergelijking (1) alleen a onbekend is en dus te berekenen valt, waardoor men ook den afstand Y D leert kennen. Bij vorenstaande beschouwingen zijn we steeds van de onder stelling uitgegaan, dat de lijnen, van 't terreinvoorwerp en 't doel naar den vuurmond loopende, loodrecht staan op de lijn, die de vuurmonden verbindt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 296