280
den kijker Rooseboom in °/00 van den straal omzetten, dan moet
men dien hoek dus eerst herleiden tot minuten en daarna deelen
30
door 3,44 (of vermenigvuldigen met -jQg)-
Om een tangens in °/00 uitgedrukt in graden en minuten om
te zetten, of omgekeerd, heeft men eenvoudig de schootstafel te
raadplegen.
Wil men een tangens in °/00 herleiden tot °/00 van den straal,
dan kan men het volgende toepassen.
Tot 200 °/00 is de tangens gelijk aan een gelijknamig aantal
°/oo van den straal.
Boven de 200 °/00 wordt echter het getal, dat de tangens aan
geeft, grooter dan 't aantal °/00 van den straal voor een gelijken
hoek.
Bij een tg. van 250 °/00 behooren 245 °/00 van den straal.
Herleidingen voor grootere waarden zullen wel zelden voorko
men, zoodat hiermede volstaan wordt. Voor getallen, tusschen bo
vengenoemde gelegen, wordt de verhouding uit het hoofd bepaald.
Terwijl toch bij een tg. van 250 °/00 het aantal °/00 van den straal
5 minder wordt, is dit bij een tg. van 300 °/00 reeds 10 geworden.
Bij een tg van 270 b.v. is het verschil dus 7 en behooren
hierbij 263 °/00 van den straal.
Is de plaats van het doel bepaald en deze op de kaart aangegeven,
dan worden de lijnen vuurmonddoel en vuurmondterreinvoor-
werp getrokken. Als terreinvoorwerp wordt natuurlijk een punt
genomen, dat van af den vuurmond te zien is. 1) Nu wordt de hoek
tusschen beide lijnen opgemeten; deze hoek wordt zoo noodig her
leid tot °loo van de richtas, rooiharkofrichtschalen(dus tot den tg.)-
De verrichtingen hierna komen nu bij alle te gebruiken richt-
middelen op hetzelfde neer. Men richt n.l. eerst den vuur-
tg. 300
290
380
4b 5 n n
1) Gewoonlijk wordt de afwijking van het doel t. o. z. der hoofdrooilijn opgemeten,
d. i. de lijn, die den vuursector der batterij middendoor deelt. Deze lijn loopt in 't alge
meen niet op een bepaald punt uit, maar heeft een bekende afwijking t. o. z. van een
zichtbaar terreinvoorwerp. Gebruikt men geen richtachalen, dan wordt de richting naar
het doel t. o. z. van dit terreinvoorwerp uitgezet.
n 11 ^0
n 11 ^00 11