804
le dat schietvaardigheid zonder vuurdiscipline onvoldoende is;
2e dat aan het schieten eene nauwkeurige verkenning vooraf
moet gaan, waarvoor doelverkenners en waarnemers onmisbaar
zijn;
3e dat opstellingen hooger dan die van den vijand voordeelig zijn
4e dat voor het vuren op groote afstanden kijkervizieren noo-
dig zijn; de sectiecommandanten moeten over uitstekende kijkers
beschikken
5e dat dekking der vuurmonden noodig is (ingravingen, schil
den, enz.) en dat groote afstanden tusschen de stukken (sectiën)
dikwijls voordeelig zijn
6® dat het juist beoordeelen van de artillerieuitwerking veel
oefening vereischt;
7e dat het artillerievuur de infanterie moet begeleiden, tot
deze zeer nabij de vijandelijke stelling is gekomen, waarna het
op het terrein achter de stelling gebracht moet worden
8e dat zwaar, snelvuursteilgeschut onmisbaar is voor den aan
val op stellingenen
9e dat ook voor de artillerie geen terrein ontoegankelijk bleek.
De schrijver van het werk The Great Boer War", A. Conan
Doyle, waaruit ik hier eenige der belangrijkste gedeelten wil mede-
deelen, zegt zijn verslag samengesteld te hebben met de nauw
keurigheid, die bereikbaar was.
Mocht blijken, vervolgt hij, dat enkele mijner gevolgtrekkingen
berusten op een onjuisten grondslag, in elk geval zijn zij onpar
tijdig. Door gesprekken met Boeren trachtte ik op de hoogte te
komen van hunne inzichten op militair gebied; de bronnen, die ik
had te raadplegen, waren dikwijls de reconvalescenten, aan onze
zorgen toevertrouwd. Bovendien had ik het voorrecht het tooneel
van den strijd zelf te bezoeken, velen der hoofdpersonen te spreken
en met eigen oogen een deel der operatiën te aanschouwen.
De eerste hoofdstukken ga ik voorbij, om u mede te deelen, wat
de schrijver vermeldt omtrent het gevecht bij Nicholsonsnek.
Den 29en October gaf generaal White te Ladysmith aan twee
zijner beste regimenten de Irish fuseliers en de G-loucesters
benevens de 10e bergbatterij de opdracht om, gedekt door de
duisternis, stelling te nemen op den Nicholsonsnek, ongeveer zes