316 -
gezag, nagenoeg geheel aan de troepenoefeningen zijner divisie
zou zijn onttrokken en zijn tijd zou moeten zoek hrengen met
allerlei inspecties en werkzaamheden van administratieven aard.
Vandaar, dat hij cavalerie, bereden artillerie en genietroepen in
deelt bij zijne brigades van 4 bataljons.
Het komt ons voor, dat aan die vrees niet mag worden toe
gegeven. Het door ons vooropgestelde beginsel veroordeelt de
samenstelling der vredesbrigades van den Heer S. v. W. en eischt
eene gemengde eenheid van veel grooter sterkte; voor de hand
having van dit beginsel dienen alle bezwaren te wijken, desnoods
ook het uitoefenen van een territoriaal commando, wanneer de
daaraan verbonden beslommeringen werkelijk zoo groot zijn, als
de Heer S. v. W. voorstelt, en niet omgekeerd.
Wij blijven derhalve bij onze „regimenten" van 4 bataljons en
als gemengde eenheid komt ons eene „brigade" van 2 regimenten
a 4 bataljons het meest wenschelijk voor, welke afdeeling in ver
band met de totale legersterkte niet te zwak genoemd kan wor
den. Oppervlakkig schijnen deze brigades van 8 bataljons infan
terie vrij sterk; men vergete echter niet, dat de N.I. bataljons
eene geringe oorlogssterkte hebben, zoodat onze „brigades" zwak
ker zijn dan b.v. de Duitsche infanteriebrigade van 6 bataljons.
Wat betreft de bij deze brigade in te deelen afdeelingen van
andere wapens, zij het volgende opgemerkt:
Cavalerie. Wij gelooven geen tegenspraak uit te lokken met
de bewering, dat de cavalerie van het N.I.Leger naar verhou
ding tot de infanterie veel te zwak is, zelfs al rekent men de
lijfwachten-dragonders en de cavalerie van het legioen van Mang-
koe Negara mede. Uitgaande van het beginsel, dat de ophel-
deringscavalerie, die het leger vooruitgaat, zoo sterk mogelijk
moet zijn, zal men per brigade niet meer dan J eskadron voor
onmiddellijke beveiliging kunnen indeelen, zoodat een zeer groot
deel van den veiligheidsdienst voor rekening van de infanterie
zal komen. Wij bekennen van ganscher harte, dat i eskadron
voor het aangegeven doel niet genoeg is, doch van 2 nadeelen
moet men het minste kiezen.
Ook in dit opzicht verschillen wij met den Heer S. v. W., die
van oordeel is, dat de cavalerie waarschijnlijk van een massaal
optreden moet afzien, daar zij tegen de vermoedelijk overmachtige