317 cavalerie van den vijand niet zal zijn opgewassen. 1) Echter blijft het o.i. noodzakelijk maatregelen te nemen om den ophel- deringsdienst van de tegenpartij te verhinderen, minstens te be lemmeren en het komt ons voor, dat de N. I. cavalerie, niettegen staande hare geringe sterkte, met hare vuurwapens, waartoe in de toekomst waarschijnlijk ook mitrailleurs zullen behooren, hier in nog groote diensten bewijzen kan, zonder daarom dadelijk zulke groote verliezen te lijden, als de Heer S. v. W. schijnt te verwachten Bereden Artillerie. Waar de a.s. verwapening der bereden artil lerie noodzakelijk eene geheele verandering' in hare organisatie zal tengevolge hebben, komt het ons vrij onvruchtbaar voor om na te gaan, hoe de bestaande bereden artillerie over onze brigades zou verdeeld moeten worden. Op 8 bataljons infanterie achten wij 24 stukken een minimum. Genietroepen1 compagnie De 20 bataljons infanterie zouden dus met de andere wapens gegroepeerd kunnen worden tot 2 gemengde brigades van 8 batal jons en i gemengde brigade van 4 bataljons, waaraan misschien dezelfde taak als aan de „zelfstandige brigade" der „Oorlogsor- ganisatiën" zou kunnen opgedragen worden. Het schijnt ons noodzakelijk toe den brigadecommandant reeds in vredestijd te bekleeden met het gezag, dat hij te velde zal uitoefenen; met zijne brigade, zooals hij zelf haar in tijd van vrede geoefend heeft, rukt hij bij het uitbreken van den oorlog uit. Hij kan dan in alle opzichten verantwoordelijk gesteld worden voor de verrichtingen van de troepen, tot zijne brigade behoorende. Wij wenschen in dit opzicht navolging van het voorbeeld van Duitschland, waar de veldartilleriebrigades der infanteriedivisiën op dezelfde wijze onder den divisiecomman dant ressorteeren als de infanteriebrigades. Het nauwe verband tusschen infanterie en bereden artillerie kan alleen op deze wijze worden verkregen. Wegens de zeer geringe sterkte der brigadecavalerie zal het besproken beginsel ten aanzien van de ruiterij minder goed toegepast kunnen worden. De brigadecommandant, die den rang van kolonel kan hebben, wórdt niet benoemd uitsluitend uit de hoofdofficieren der infan- 1) lilz. 435. Dl. I 1903. 21

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 339