335 terzake zelf eene beslissing te nemen (zie o.a. Barré, eerste gedeel te, 2e druk blz 167) en overwegende, dat de beklaagde toch op vrije voeten was en derhalve geen nadeel zou lijden het wen- schelijk had gevonden om in het belang der goede zaak een rech terlijke beslissing uit te lokken en dat hij van het voorgaande kennis had gegeven aan den auditeur-militair bij een schrijven, waarin hij tevens de beweegredenen ontvouwde, waarom een onderluitenant was aangewezen. De inhoud van dat schrijven zou in hoofdzaak ongeveer op het volgende neerkomen: dat, indien geen onderluitenants in gerechtelijke informatiën zouden worden benoemd, zulks in strijd zou zijn met het voor komende in de Algemeene Order No. 2 van 1896, uitgegeven naar aanleiding van het Koninklijk Besluit dd. 29 Mei 1895 No. 13, meer speciaal met artikel 1, 1, laatste gedeelte van genoemd besluit juncto art. 2 der „Nadere Voorschriften"; dat, waar terzake omtrent de onderluitenants hoewel onder officier zijnde bijzondere bepalingen gemaakt zijn, zij niet meer onder de algemeene rubriek onderofficieren, bedoeld bij de Alge meene Order No. 13 van 1837, 7, rekenen; dat toch indien het niet in de bedoeling lag onderluitenants buiten de residentie van den krijgsraad in gerechtelijke infor matiën te benoemen in casu als dienstdoende officieren, wier positie door bijzondere bepalingen geregeld is—hetslotgedeelte van het genoemde artikel 2 luidende: „en officier-commissaris van gerechtelijke informatiën, indien „daaraan verbonden is het lidmaatschap van eenen krijgsraad, „waarvan zij geen lid mogen zijn", geen zin zou hebben en over bodig zou zijn; dat onderluitenants beschouwd als onderofficier natuurlijk van zelf rekenen onder hen, bedoeld bij de Algemeene Order No. 13 van 1837, 7, en als zoodanig ook van zelf buiten ge sloten zijn als lid van een krijgsraad, zoodat dan ook het laatste zinsgedeelte van artikel 1, 1, van het besluit van 29 Mei 1895 No. 13 wel anders zou luiden; dat bovendien de laatstgenoemde Algemeene Order haar ont staan te danken heeft aan een gouvernementsbesluit, terwijl het instituut der onderluitenants is geregeld bij Koninklijk Besluit,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 357