339
pen zoo gevreesd, mag bij de tegenwoordige wijze van oorlogvoeren niet
meer voorkomen.
Zoo eenvoudig als echter het bovenstaande is neergeschreven, zoo moei
lijk is de uitvoering, want behalve de bijzondere eischen, die hierbij aan
de verpleging moeten worden gesteld, eischen, die ik mij voorstel later
nog wel eens ter sprake te brengen, wordt zeer veel gevergd van physiek
en moreel, vooral van de wilskracht van aanvoerder en minderen.
Is, vooral na een warmen, vermoeienden dag, de vervolging een dei-
moeilijkste zaken, vervolging, zelfs nadat de voeling is verloren gegaan,
drukt nog veel meer op de naar rust hakende individuën. Zoo ook wordt
veel van den aanvoerder geeischt, wanneer de colonne op den thuismarsch,
slechts enkele uren gaans van het kwartier, door een optreden van den
vijand verplicht wordt ter plaatse een bivak te betrekken en daar
meermalen na een meerdaagschen tocht met gebrek aan vivres een
nacht te verblijven.
Het is echter juist dit overwinnen van de gemakzucht, dat er slechts
zeer langzaam bij den nieuwen officier inkomt, vooral, omdat een anders
handelen zoo gemakkelijk is goed te praten„de achtervolgde bende
verspreidde zich in alle richtingen in het zwaar begroeid terrein, de be
schieting bij den thuismarsch was van geen beteekenis, enz."
Eigenaardig is het ook, dat bij jonge, nog niet in de nieuwe school
getrainde officieren het rijsttafeluur een bijzondere aantrekkelijkheid blijft
behouden en we telkens en telkens de marschen tegen 1 uur zien beëindigen.
Eenmaal te velde, moeten we ons losmaken van sleur en gewoonte, alles
en alles moet wijken voor de eischen, die het streven naar succes stelt.
S.
Burgerkleeding in dienst.
't Is opvallend, dat nog altijd actief dienende militairen worden aange
troffen, die in dienst burgerkleeding dragen.
Bij de Algemeene Order 1886 No 69 is vastgesteld aan welke militai
ren, beneden den rang van officier, het dragen van eene voegzame bur
gerkleeding, gedurende de diensturen en den daartusschen vallenden rust
tijd, is toegestaan.
Toen door den officier en den adjudant- onderofficier uitsluitend laken
uniform kleeding werd gedragen, was het, voor de bij bovenbedoelde
order genoemde mindere militairen, in verband met hun werkkring, wer
kelijk een gunst te noemen, dat zij in dienst de lastige, stijve uniform
konden verwisselen tegen een luchtige, gemakkelijke kleeding.
Officieren der genie, doctoren, officieren-magazijnmeester enz. droegen
eveneens, ook in dienst, burgerkleeding.
Sedert echter de thans bestaande uniform werd ingevoerd, waaraan voor-