340 officieren en onderluitenants de witte uniformjas werd toegevoegd, is het dragen van burgerkleeding door officieren in dienst verboden. Zie Alg. Ord. 1902 No 63. De in den aanhef dezer bedoelde onderofficieren echter dragen nog altijd, in dienst, burgerkleeding; er is dus te hunnen opzichte van de gunstige gelegenheid, aangeboden door de invoering van een kleeding- stuk, geschikt om bij alle door hen te verrichten diensten te dragen, geen gebruik gemaakt. Zulks is zeer te bejammeren Aan het dragen van burgerkleeding voor militairen in dienst zijn, volgens mijne meening, niet gering te schatten nadeelen verbonden. Onder deze oogenschijnlijk bevoorrechte militairen toch worden onder officieren aangetroffen, die voortdurend hun gezag als meerderen moeten doen gelden niet alleen, maar ook onophoudelijk in aanraking komen met hun superieuren. Hierdoor wordt een valsche toestand in het leven geroepen. Hoe dikwijls gebeurt het niet, dat officieren zoo'n in burgerkleeding gestoken inferieur toespreken met „mijnheer" en dan eerst op de hoogte gesteld moeten worden, met wien zij eigenlijk te doen hebben. Bij inspectiën over gebouwen, inrichtingen, werken enz. behoorende tot het leger, hebben deze onderofficieren, zie Algemeete Order 1886 No 69, het recht in burgerkleeding te verschijnen, tenzij uitdrukkelijk te hunnen opzichte anders is gelast. Zoo doet zich dan het eigenaar dig verschijnsel voor, dat de inspecteur, veelal een hoofdofficier, b. v. staat tegenover een magazijnmeester 4e klasse, beheerder van een maga zijn, of wel een opzichter der genie, belast met den bouw van een of ander werk, gekleed in burgerkleeding. Een ander geval, de militaire commandant ontbiedt b. v. de beheerder van het kleedingmagazijn (een magazijnmeester 4e klasse). De geroepene begeeft zich onmiddellijk naar het bureau van die au toriteit, en ontvangt een berisping, omdat hij in burgerkleeding ver schijnt. Bij een anderen militairen commandant ontboden wordende, zal de magazijnmeester zich naar huis begeven en zich haastig in uniform steken; en nu wordt hem gezegd „U behoefde niet in uniform te ko men." Malle toestanden Gewend als deze onderofficieren geraken aan het dragen van burger kleeding, is het zeer natuurlijk, dat zij zich ook gaan veroorloven buiten dienst zoo gekleed te verschijnen. In het eene garnizoen wordt die over treding niet opgemerkt, of wel oogluikend toegestaan, in een ander gar nizoen echter wordt zulks streng tegengegaan. De gevolgen daarvan zijn dan ook, dat overigens zeer verdienstelijke, oppassende onderofficie ren gestraft moeten worden. Ook tegenover ondergeschikten geeft het dragen van burgerkleeding

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 362