344
verlof werd verleend een door ons bezoldigd vast legioen van
250 man, onder drie zijner bloedverwanten als aanvoerders en
40 panglima's, op te richten.
De toenmalige Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden,
zeer ingenomen met de resultaten, die het bestrijden der kwaad
willigen met benden, uit de Atjehsche bevolking samengesteld
en door Atjehsche hoofden aangevoerd, gehad had, besloot het
zelfde stelsel in de XXVI Moekims in toepassing brengen.
Een driemanschap, bestaande uit T. Neq van Marassa, Toe
koe Nja Banta, Panglima sagi der XXYI Moekims en Toekoe
Tjoet Toengkoeb, Oeloebalang der XXII Moekims Toengkoeb,
vormde zich, om het terrein aan de oostzijde onzer geconcen
treerde linie van moslemin te zuiveren.
Toen uit alles bleek, dat de bondgenooten in de XXVI Moe
kims niet zoo bruikbaar voor het doel waren als T. Djohan,
werd den 21sten October aan dezen laatsten ook de leiding der
zaken in die sagi opgedragen een maatregel, die, zooals lich
telijk te begrijpen is, geenszins in den smaak viel van de adat-
hoofden in de XXVI Moekims.
Op dezen weg voortgaande besloot het bestuur ook in het aan
onze linie grenzende deel der XXII Moekims eene opruiming
te houden; 30 November werd Ana* Galong door het legioen
vermeesterd. Toekoe Moeda Baid, hoofd der VII Moekims, be
loofde toen verder voor de rust in zijn landschap te zullen zorgen.
In het begin van '94 werden ook de V Moekims Montassik
onder handen genomen en o.a. Senelop vermeesterd
Om nu verder meester te kunnen blijven in het voor ons ver
overde terrein, werden op de voornaamste punten posten opge
richt, bezet door troepen, getrokken uit de veldbataljons en het 2e
Garnizoensbataljon. In de tusschenruimten werden dan vaak
nog blokhuizen geplaatst, meestentijds toevertrouwd aan de goed
gezinde bevolking, of aan de panglima's van T. Djohan.
Tot beter begrip van later te vermelden krijgsverrichtingen
volgt hier eene opsomming van die, door onze troepen bezette, tij
delijke versterkingen buiten de geconcentreerde linie in het laatst
van 1895, waarbij de bestemming van elk hunner is aangegeven. (1)
(1) Bijlade A. geeft een overzicht van de sterkte en legering van alle troepen op 1 Jan.
1894 en 1 Jan. 1896.