17
duidden we dit aan door gemakshalve te spreken van „moreel"
overwicht. Wij wenschen daaronder te verstaanhet overwicht,
of liever, de macht, om over anderen te heerschen, zonder daarbij
gebruik te maken van eenigerlei dwangmiddel.
De biographieën van alle beroemde aanvoerders 'uit vroeger
en later tijd doen zien, dat dezen hun grootheid in de eerste
plaats schuldig zijn aan het bezit van die macht. Niet aan het
verstand, maar aan het karakter danken zij hun glorie. Hun
zelfvertrouwen, hun menschenkennis, hun geestkracht, en boven
al hun wil, zij zijn de factoren, die hun waarde als veldheer
hebben doen stijgen. Daarbij heeft individueele aanleg, om snel
gecompliceerde toestanden te kunnen overzien en daarnaar de
juiste maatregelen te nemen, hun meer geholpen dan de ont
wikkeling van het verstand, al is deze, het moet worden gezegd,
voor hunne eerste vorming ook onmisbaar geweest. Van be
paalden dwang bij het bevelen is bij waarlijk groote troepen
aanvoerders slechts sprake in op zich zelf staande gevallen. De
kracht tot heerschen putten zij uit hun moreele ga ven, en daar
mede suggereeren zij eiken inferieur zóódanig, dat deze zijn plicht
doet uit liefde voor dien plicht.
Zal er van den 2en luitenant een troepenaanvoerder groeien,
dan moet hem zelf dus in de eerste plaats die liefde worden in
geboezemd, want dan alleen kan hij beseffen van welk overwe
gend belang het voor zijn gezag als meerdere is, zijn minderen
met gelijke liefde voor hun plicht te bezielen.
Geen opheldering zal het behoeven, wanneer we zeggen, dat
men daartoe nimmer door toepassing van dwang zal kunnen
geraken. Immers, we staan hier op het gebied, waar het gevoels
vermogen regeert, en daarop is slechts het gevoel zelf de eenige
leidsman. Wee, wanneer we op dit terrein onze toevlucht ne
men tot middelen, die slechts het wilsvermogen in de uiterste
noodzakelijkheid behoeft, om tot plicht- doen te dwingen. De
zaak, die we dienen, moge dit nu en dan eischen, nooit zal daar
mede de vorming van den troepenofficier zijn gebaat. Ook hem
zal men, daarvoor is hij militair, desnoods kunnen pressenook
hem zal men door vrees voor straf kunnen intimideerenook
hem zal diezelfde vrees kunnen brengen tot behartiging der dienst
belangen, al is er van straf nog niet direct sprake, (immers, wat
Deel, I. 1902. 2