19 - Ongetwijfeld eischt de dienst een punctueel handelen, en het -verwaarloozen van kleinigheden kan nadeelige gevolgen na zich sleepen, maar men bedenke, dat het te veel aandacht schenken aan het kleine, oorzaak kan worden van een te weinig gewicht hechten aan het groote, wat veel noodlottiger is. Daarom moet elk doel, waarvoor de plichtsvervulling gevraagd wordt, op zijn juiste waarde worden geschat, en daarnaar ook de be langstelling in dat doel worden afgemeten. Het te nauwlettend onderzoeken of de knoopen wel vast zitten, kan maken, dat men verzuimt, of geen tijd over heeft te zien, of de wapens in orde zijn; door te minutieus de wijze van invulling der strafhoeken na te gaan, schiet men vaak te kort in de controle-aanwending, om het verband tusschen straf en strafreden behoorlijk te over wegen; het te veel aandacht schenken aan de houding, waarin de man schiet, heeft dikwijls ten gevolge, dat men niet opmerkt, het resultaat, wat hij schiet, enz. Dat we steeds bij de leiding het meest belangrijke, datgene, waarop het aankomt, in het oog houden, en daaraan onze beste krachten wijden! Het minder belangrijke komt dan van zelf in orde, of wel het verliest reeds dadelijk zijn beteekenis. Het is onmogelijk geestdrift te wekken voor het geringe, en liefde voor een arbeid, welke slechts ondergeschikte zaken omvat, is onbe staanbaar bij iemand, die zich deze ondergeschiktheid bewust is. Daarom moet hierop bij de leiding van officieren in het bij zonder worden gelet, omdat we daarbij met menschen te doen hebben, die, behoorlijk ontwikkeld, gemakkelijker het kleine van het groote zullen kunnen onderscheiden, en bij wie dus de be wustwording, zooeven bedoeld, al vrij spoedig intreedt. Yergt men alsdan toch bijzondere belangstelling voor het futiele, dan moet onvermijdelijk dwang, en dus ook straf, te hulp komen, en gaat het „hart hebben" voor de zaak onherroepelijk te loor. Het vorenstaande geve geen aanleiding tot geringschatting van het kleine! Alles is betrekkelijk in de wereld, en men kan van geen eigenlijk „klein" spreken, wanneer geen maatstaf bestaat van wat „groot" genoemd wordt. Die maatstaf, voor elk geval verschillend, moet de chef kunnen opsporen, en daarvoor is noodig oordeel, en een helder begrip van de kracht, die de legermachine in beweging houdt. Wat men in een bepaald geval als het ge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 39