379 te Oleh-leh, noch de hoofddjaksa te Koeta Radja hebben eenige schuld tegenover mij, doch mijn gemoed is van kommer vervuld jegens UHoogedelGestrenge en waagde ik 't niet daarvan mede- deeling te doen, omdat UHoogedelGestrenge door mij beschouwd wordt als mijn vader. En voorts deel ik UHoogedelGestrenge mede, dat, ofschoon ik in onzekerheid verkeer, ik toch niet van gezindheid veranderd ben jegens UHoogedelGestrenge en ik ook geenszins voorne mens ben het Gouvernement te bestrijden, omdat ik hoop mij onder de schaduw van 's Gouvernements vlag te stellen. Maar, indien ik eenigen dienst onder 's Gouvernements banier bewijs, dan verwacht ik ook daarvoor eenig teeken van goedkeu ring en waardeering van Hare Majesteit de Koningin van Holland en de onderteekening van de Ministers der Regeering en die van Zijne Excellentie den Gouverneur Generaal te Batavia en die van den Gouverneur over Atjeh, als bewijs, dat het Gouvernement jegens mij niet van gezindheid is veranderd en mij noch verdenkt, noch wantrouwt. Doch thans koester ik verdenking en wantrou wen wegens de onzekerheid van het mij medegedeelde. Want, indien ik verkrijg, wat ik wensch en het Gouvernement en U- HoogedelGestrenge inderdaad niet jegens mij van gezindheid zijn veranderd, dan koester ik ook geen wantrouwen meer jegens U- HoogedelGestrenge en het Gouvernement. Wat mijne beloften betreft om de landstreek Lamkrak te be oorlogen, daaromtrent ben ik volstrekt niet veranderd. Ten bewijze, dat ik mijn vertrouwen in het Gouvernement niet heb laten varen, moge dienen, dat als UHoogedelGestrenge voornemens zijt vivres aan de bezettingen op de posten te bren gen in de XXYI Moekim, ik dan hoop UHoogedelGestrenge mij daarvan kennis geve, opdat ik er over kunne waken, dat de Moslimin geene strikken spannen en de vivres op de posten aankomen. Indien het Gouvernement in Atjeh rust en vrede wenscht te hebben, dan moet het 150 duizend gulden's maands betalen om de bezoldiging, de vivres en de kleeding mijner soldaten te beta len, waarvoor ik borg sta. Ik sta er dan voor in, dat het land in Atjeh in rust en vrede verkeert, gelijk alle overige landen, waar het Gouvernement gevestigd is op het eiland Java, van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 403