380 Troemon tot den hoek van Perlak. Ik zal de vijanden vart de Kompeni bestrijden, waar zij zich in het land van Atjeh mochten vertoonen, doch de oeleëbalangs mogen zich niet in. oorlogszaken mengen, opdat aantijgingen en laster geen wortel schieten. Indien er zich vijanden van 't Gouvernement voordoen, zal ik die bestrijden met al mijn vermogen. Doch wat de roovers aangaat, daarvoor moeten de oeleëba langs instaan in hun landschap. Op dusdanige wijze kan het Gouvernement rustig gevestigd blijven en doen wat het verkiest ten goede, opdat de ingezetenen vredig hunne welvaart kunnen zoeken in 't land van Atjeh. Over de geweren, die UHoogedel- Gestrenge mij heeft gegeven, behoeft Gij U niet ongerust te maken. Ze zullen noch bederven, noch slecht worden, noch links of rechts verslingeren, al had UHoogedelGestrenge er mij 1000 of 2000 gegeven. Wees niet bevreesd, want ik wil in 't geheel niet de Kompeni bestrijden. Nu, wil UHoogedelGestrenge de posten van vivres voorzien, ik kan de Moslimin bewaken, die dat zouden willen verhinderen (lastig maken), doch met U Hoogedel. Gestrenge's medewerking in alle opzichten. Wat de vivres en welke goederen ook aangaat, die kan ik. in de bentings ontvangen, zooals in de benting te Ana* Galong. Doch, ingeval mijne wapens tekort schieten, moet U mij helpen, en indien mijne patronen tekort schieten moet ik die in de ben tings kunnen inwisselen. Voor 't geval er vele Moslimin zijn,, kan ook de Kedjoeroean van Lhong komen, dien ik roepen zal,, opdat welk werk ook spoedig geschiede. Ik zal U mijne opwachting niet maken, alvorens het land van Selimoen verkregen is. Indien UHoogedelGestrenge omtrent het een of ander met mij wenscht te spreken, dan zal ik iemand van mijnentwege tot U zenden, wien gij mededeelen kunt, wat gij mij wilt zeggen. Eindelijk hoop ik, dat U niet van Atjeh zult vertrekken naar een ander land, alsvorens gij het land in rust en vrede hebt aanschouwd. En wat mij betreft, zoo moet het Gouvernement mij niet elders overplaatsen, indien het mijn wensch niet is, en verzoek ik het Gouvernement, dat, indien ik sterf, mijn zoon als mijrr

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 404