Bijlage IV. ItRIEF VAN T. DJOHAN (OEML4R) TE LAMPISANG AAN DEN Wd. GOUVERNEUR TE ROETA RADJA. Voorts geef ik UHoogedelGestrenge kennis, dat ik volstrekt niet van gezindheid ben veranderd jegens het Gouvernement en UHoogedelGestrenge. In waarachtig vertrouwen stel ik mij onder de schaduw van 's Gouvernements vlag en hoop ik met uwe hulp van het Gou vernement in de eerste plaats te verkrijgen een teeken van goed keuring, te weten een kruis voor mijne verrichte werkzaamheden in den oorlog met de XXVI Moekims. De HoogedelGestrengeHeer Deijkerhoff is met mij overeenge komen om mij te geven een kruis, een onderscheidingsteeken, en indien ik dat kruis niet krijg, hen ik zeer beschaamd. Nog breng ik onder de aandacht van UHoogedelGestrenge, dat ik eene geteekende verklaring verzoek, dat het Nederlandsche Gouvernement jegens mij niet van gezindheid veranderd is en die overeenkomst met mij verzoek ik, dat gesteld worde op naam van Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en onderteekend door zijne Excellentie den Gouverneur Generaal te Batavia en door den Gouverneur over Atjeh en onder getuigenis van de Europeesche vorsten, die daarvoor in aanmerking komen, die door middel hunner consuls kunnen onderteekenen, opdat mijn gemoed krachtig en tevreden zij en mijn gemoed geen twijfel en achterdocht koestere en ik persoonlijk onder 's Gouvernements vlag gesteld zij, want thans is mijn gemoed door laster vervuld van twijfel en achterdocht. De radja's en oeleëbalangs in het Atjehsche rijk verwekken thans veel beroering en verwarring in het land en door hen is de laster op mij nedergekomen en heb ik een verachtelijken naam gekregen. Volstrekt meng ik mij niet in de zaken der radja's en oeleëbalangs in de XXII of XXVI of IX Moekims en ik blijf in de landstreek der VI Moekims, kam pong Lampisang, omdat ik den laster vrees.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 406