20 - ringere kan aanmerken, is onder andere omstandigheden dikwijls hoofdzaak, en omgekeerd. Hoe moeielijk het ook voor een meerdere is ten aanzien hier van den juisten weg te bewandelen, door zijne bevelen te toetsen aan deze overwegingwat is hoofd-, wat nevenzaak, zoo is toch voor den inferieur de ruimte van opvatting veel minder uitge breid, en daarom de beslissing tusschen het belangrijke en het ondergeschikte veel gemakkelijker te nemen. Immers, voor hem is het bevel ten allen tijde het richtsnoer, waarnaar hij zich moet gedragen, en de opvolging daarvan is voor hem steeds de hoofdzaak. Wanneer een luitenant van zijn compagniescom mandant den last ontvangt om speciaal de knoopen te inspec- teeren, dan is het nazien of deze wel vastzitten voor dien luitenant wel degelijk het belangrijkste, waarop dient te wor den gelet. De quaestie, of de vervulling van dezen plicht den ondergeschikten officier aangenaam zal zijn, komt geheel ter verantwoording van den lastgever. Deze zal zich moeten kun nen beroepen op het belang van den dienst, waarom het nood zakelijk was, dat hij een zoo eenvoudige verrichting, als het na zien van knoopen, moest opdragen aan een officier, en niet b.v. aan dezen of genen korporaal, maar eenmaal de order gegeven zijnde, is het de plicht van den luitenant deze op te volgen. Hoe weinig ver heffend het werk ook moge schijnen, zal nu toch het volbrengen hiervan den luitenant aangenaam kunnen stemmen, mits twee fac toren aanwezig zijn, waarnaar hij de appreciatie der handeling kan beoordeelen. Vooreerst zal de officier het belang van den dienst, hetwelk zijn kapitein noopte juist hem de order te geven, helder moeten inzien, en ten tweeden moet hem vroeger zijn geleerd, dat iemands waarde niet wordt gemeten naar ivat hij werkt, maar meer, hoe hij werkt. In de eerste plaats dus moet een chef zijne bevelen weten te richten tot hen, die geacht kunnen worden de opvolging tot hun speciale taak te moeten rekenen. Evenmin als men ooit een ser geant bij de exercitie een compagnie, of een luitenant een groep laat commandeeren, moet men ook bij het beheer der militaire huishouding een officier geen onderofficiers- of korporaalsdiensten laten verrichten, tenzij en dit moet de chef als leider zuiver kunnen beoordeelen het belang van den dienst dit bepaald

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 40