389
zijde schrijd: „de bediening van het enkele stuk was vlot; met
groote juistheid werd het doel verkend, den afstand geschat,
gericht en waargenomen; zij hadden echter den moed niet tot
den laatsten man verder te vuren; toch was de discipline bij
de artillerie nog het best."
Dat de Boeren goed schoten en dikwijls hun artillerie tactisch
juist gebruikten, bleek o a. den 5den Februari 1900, toen 4 stuk
ken, die den 3dtn en 4den na 't levendig Engelsch artillerievuur ge
zwegen hadden, hun vuur openden op de vijandelijke infanterie;
niettegenstaande zij daarna door de Engelsche artillerie, waarbij
de zware houwitserbatterijen, hevig onder vuur werden genomen,
dwong hun goed gericht vuur op 4000 M. twee oprijdende bat
terijen en de infanterie tot den terugtocht.
Bij Modderrivier nam de Boerenartillerie, 1 veldbatterij en 2
zware stukken in 't centrum ten Noorden der Klipdrift met op
iederen vleugel 1 veldbatterij en enkele Maximstukken, eerst den
strijd tegen de Engelsche artillerie op; daarna tegen de infanterie,
toen deze vooruitging; profiteerde er vervolgens van, toen een En
gelsch bataljon een flankbeweging verrichtte, en bracht daarna een
opleggende batterij, die haar munitie verschoten had en zich te
rugtrok, een groot verlies van manschappen en van 25 paarden
toe. De overwinning der Boeren in dat gevecht was voor een
groot deel aan de artillerie te danken.
In al deze gevechten had de Engelsche artillerie betrekkelijk
weinig uitwerking; zelfs de zoo gevreesde lyddietgranaat had
niet de uitwerking, die men er van verwachtte, tenzij zij tusschen
een troep personen of paarden sprong. Dat slechte resultaat was
echter ook voornamelijk toe te schrijven aan de slechte verken
ning; dat deze in den regel zooveel te wenschen overliet, zagen
we in eenige der hierboven aangehaalde gevechten, o.a. bij Ma-
gersfontein, waar de Engelschen anders gelegenheid genoeg gehad
hadden aan den verkenningsdienst de noodige zorg te besteden.
Van af 28 November tot 9 December toch hadden zij in't kamp
aan de Modderrivier doorgebracht, waar de noodige cavalerie en
een luchtscheepvaartafdeeling ter beschikking stonden, wat niet
wegnam, dat noch de vleugels, noch de voorste linie van de vijan
delijke stelling konden worden aangegeven.
De stellingen der Boeren waren in den regel hoog, en moeilijk