21
■eischt. Dikwijls wordt in het leger de noodzakelijkheid hiervan
niet genoeg in het oog gehouden en gemeend, dat de woorden
„de allerspoedigste uitvoering der bevelen zonder tegenspraak"
geenerlei overweging van de zijde van den meerdere behoeven.
Maar men vergeet alsdan, dat het belang van den dienst met een
dergelijk angstvallig vasthouden aan den zin dier woorden al zeer
weinig gebaat is, omdat dit juist vordert, dat ieder zijn plicht doet
met opgewektheid, wat in zich sluit, dat hem deze aangenaam
moet worden gemaakt. Dit laatste nu zal niet het geval kun
nen zijn, indien men, zonder er rekening mede te houden, of zulks
wel noodig is, gewoonte er van maakt, dienstverrichtingen te
vorderen van iemand, die daarvoor niet is aangewezen.
In de tweede plaats moet de luitenant, zal hij het volbrengen
van zijn plicht aangenaam kunnen vinden, er van doordrongen
zijn, dat hij zelf het ten slotte is, die het geringe tot meerdere
belangrijkheid kan verheffen. Hij moet weten, dat in het vervul
len van eiken plicht, in het verrichten van elke taak, mits deze
maar goed volbracht of juist verricht wordt,poëzie schuilt, en hij
wijding kan geven aan eiken arbeid, hoe min belangrijk deze ook,
oppervlakkig beschouwd, moge zijn. Niet de soort van het werk,
maar de wijze, hoe dit wordt gedaan, bepaalt zijn waarde èn als
officier èn als mensch, en hij, die steeds het kleine door toewij
ding kan bezielen en daardoor weet te verheffen, voldoet aan de
eerste voorwaarde, een groot man te kunnen worden.
Het is zeer noodig, dat de ouderen deze waarheid als uitgangs
punt voor de vorming van den jeugdigen officier kiezen. Vooral
in den eersten tijd wordt deze geroepen tot het vervullen van
allerlei plichten, op het oog van weinig belang, maar inderdaad
van groot gewicht. Bijna alle kazernediensten van den luitenant
van de week b.v. zijn door hunne oogenschijnlijk geringe betee-
kenis uitermate geschikt om weerzin te wekken, omdat ze zoo
weinig intellectueele inspanning vereischen, en de voorafgaande
opleiding den troepenofficier juist de verwachting leerde koesteren,
dat de praotijk zijn beter ontwikkeld intellect het eerst zou be
hoeven. Het gevolg hiervan is dan ook dikwijls, dat op deze
diensten door den jongere laag wordt neergezien, en ze dus slecht
•door hem worden verricht. Beter dan dwang en straf daarbij te
ihulp te roepen, zal nu zijn hem opmerkzaam te maken op het