397 monden in beproeving genomen; waar de Zwitsers in zaken als deze goed staan aangeschreven, zoowel wat bedachtzaam heid aan de eene als doortastendheid aan den anderen kant betreft, stemt dit tot nadenken. Bij onze beschouwingen over het optreden der Boerenartil- lerie in den Zuid-Afrikaanschen oorlog zagen we, dat de Boeren dikwijls met succes met enkele stukken vuurdenhun bekende „Long Tom" o. a. had een fabelachtige reputatie. Dat zich de vraag, of een batterij in verband met de grootere vuursnelheid en daarmee gepaard gaande vuuruitwerking niet uit minder dan zes stukken kan bestaan, eenigszins op den voorgrond drong, spreekt welhaast vanzelf. In vroegeren tijd, toen het infanteriegeweer nog niet zoo'n geducht wapen was als tegenwoordig, trad de artillerie als regel, en dan dikwijls met enkele stukken, schouder aan schou- met de infanterie opna een hevig kartetsvuur had dan ge woonlijk de stormaanval van de infanterie plaats. Na 1866, toen de geweren zooveel beter waren, trad de artillerie niet meer in dezelfde linie als de infanterie en meer in massa op; hoofddoel was de vijandelijke artillerie tot zwijgen te brengen. De sterkte eener batterij werd geoordeeld minstens 6 stukken te moeten bedragen om in beslissende gevechtsmomenten een voldoende vuurkracht te kunnen ontwikkelenhet streven der artillerie bleef in de eerste plaats de vijandelijke te vernietigen; zoodoende kwam de infanterie, vooral die van den aanvaller, in een moeilijke positie; om de infanterie haar taak te helpen verlichten, was hulp van artillerie noodig, vooral na de invoe ring der moderne vuurwapenenhiertoe werd van een of meer batterijen een sectie gedetacheerd, ten einde dus of de infanterie in haar aanval, öf in 't bezetten van gewichtige terrein voor wer pen te steunen, of wel om in een ontmoetingsgevecht aan de voor hoede te worden toegevoegd. Om gemakkelijker eene sectie te kunnen detacheeren, behiel den de meeste staten, ook na de invoering van het snelvuur- geschut met glijdaffuit, batterijen van zes stukken. Eén stuk zou voor eene datacheering ook dikwijls voldoende zijn, maar over 't algemeen wordt het beter geacht niet minder

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 421