407
tot stand kan brengen, daar we op dit gebied nog nimmer een
ernstige proef namen.
In den afgeloopen oorlog werd er bijna niets door de cavalerie
verricht, dat niet even goed door goede bereden infanterie gedaan
had kunnen worden, terwijl de bereden infanterie zaken tot stand
bracht, waartoe cavalerie, zooals ze nu is, niet in staat was.
Is de naam „cavalerist" hun dierbaar, welnu laat ze dien be
houden, meent de schrijver, maar bewapen hen alleen met het
geweer en leer hen te voet vechten. Wel verliest het wapen
dan aan geschiktheid voor vertoon en parades, maar het zal
winnen in kracht en bruikbaarheid.
Welken naam wij het wapen ook geven, één ding moet in elk ge
val veranderen, n.l. het gewicht, dat het paard torst, en dat oorzaak
was, dat het dier bijna altijd uitgeput op het gevechtsveld aan
kwam. Er ligt geen overdrijving in de bewering, dat hierdoor de
oorlog maanden gerekt is. Hoe dit vraagstuk opgelost moet worden
door toevoeging van draagpaarden of van lichte voertuigen, is ter
beslissing van de aanvoerders, maar het gewicht, waar de dieren
mede belast zijn, móet verminderd worden, willen we van onze
bereden macht eenig voordeel trekken.
Wat betreft de artillerie, zegt de schrijver na een woord van
lof: zij ondervond alle nadeelen van het optreden tegen vuurmon
den gewoonlijk hooger opgesteld dan de hare en daarbij meestal
onzichtbaar.
Dat de Boeren aanvankelijk zwaarder geschut tegenover ons
in het veld brachten, hadden we kunnen voorzien, doch dit feit
werd eenigermate geneutraliseerd door het gebruik, dat wij maak
ten van marinegescbut.
Waren de bij de Boerenprojectielen gebruikte buizen even goed
geweest als hun geschut en zijne bediening, onze verliezen zou
den nog zwaarder geweest zijn.
In het begin van den oorlog meenden we een voordeel aan on
ze zijde te hebben, n.l. het gebruik van de lyddietgranaat. Toch
schijnt me een nauwkeurig onderzoek gewenscht, alvorens we daar
onze artillerie verder mede uitrusten. De uitwerking op gebouwen
e. d. is groot, maar veelal gering tegenover troepen in open terrein.
Ik heb verscheidene Boeren hierover gesproken, maar geen van
allen sprak van groote uitwerking.
Dl. I, 1903. Ü7