DISCIPLINAIRE AFDOENING TAN KLEINE DIEFSTALLEN. In de Alg. Order 1887 No. 69 punt 9 is den korpscomman danten de bevoegdheid gelaten om niet-Europeesche militairen ter zake van kleine ontvreemdingen, in de chambrée of in de kazerne, disciplinair te straffen. Deze bepaling, door het legerbestuur uitgevaardigd, bestaat nu al vijftien jaren en vrij wel onaangevochtendit laatste vermoede lijk, omdat velen, zoo niet de meesten, haar uit een oogpunt van billijkheid goedkeuren. Maar het eigenaardige is hier, dat de rechtsmacht van den militairen strafrechter door een onbevoegde autoriteit wordt verkort, terwijl dezelfde autoriteit datgene, wat zij aan den strafrechter ontneemt, aan den tuchtrechter geeft. Barré juicht den maatregel van het legerbestuur toe, keurt dien goed en Mr. Bergsma sluit zich hierbij aan, hoewel beiden de onbevoegdheid van den maatregel erkennen, de eerste door de woorden Wel zijn dergelijke administratieve bepalingen voor den rechter niet bindend" (dl. 1 blz. 64. 2e verb, dr.) en de laatste door (op blz. 168 van zijn tijdschrift 8e jaargang) te schrijven: „Een Alg. order zelfs kan en mag zich niet hierboven stellen"met welk hierboven is bedoeld de Rechtspleging bij de Landmacht. De bevoegdheid van het legerbestuur strekt zich, wat het geven van orders betreft, immers slechts uit over de bevelen, welke worden gegeven op grond van algemeene verordeningen; eigen machtige afwijkingen daarvan, door wien ook, zijn verboden. Heeft niet de generaal Kroesen als legercommandant reeds met kracht protest aangeteekend tegen eigenmachtige afwijkingen van bepaalde voorschriften of van hoogerhand gegeven bevelen'? (Alg. order 1869 No. 72) Is dan ook het legerbestuur niet gehouden geenerlei afwijking- van de Rechtspleging bij de Landmacht toe te staan, nog minder te bevelen?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1903 | | pagina 444